|
|
Statuut Psycholoog
|
|
||
|
|
|
|
||
KlinPsy - dossier
|
||||
Wettelijke
regelingen in sector arbeids- en organisatiepsychologie
|
||||
Wettelijke
regelingen in sector educatieve psychologie
|
||||
|
|
||||
|
www.klinpsy.com |
|
Klinische Psychologie België |
|
![]()
In de
jaren zestig werd aan de meeste Belgische Universiteiten een Faculteit
Psychologie en Pedagogiek opgericht. Zo werd aan de Katholieke Universiteit
Leuven in 1967 de Faculteit
Psychologie en Pedagogische Wetenschappen opgericht.
Binnen
die Faculteiten werden dan opleidingen georganiseerd met verschillende
specialisaties. Nadat meestal eerst een opsplitsing werd gemaakt tussen een
departement psychologie en pedagogiek differentieerde men dan verder binnen elk
van die twee afdelingen. Meestal was er binnen de psychologie een richting
schoolpsychologie, klinische psychologie, industriële of arbeidspsychologie
voorzien, terwijl er ook wel steeds een opleiding experimentele psychologie was
die vooral op het fundamenteel onderzoek voorbereidt. Het betrof aanvankelijk
een vierjarige universitaire licentiaatopleiding die eind de jaren zestig voor
de klinische richting en in de jaren zeventig ook voor de andere richtingen
werd opgetrokken tot vijf jaar.
![]()
Een overzicht van de
huidige opleidingen in de psychologie in België is te vinden in het KlinPsy-dossier
Opleiding.
![]()
Ten laatste tegen
2010 worden er grondige veranderingen aangebracht in de structuur van het hoger
onderwijs.
Pour un modèle
européen d’enseignement supérieur
Joint declaration on harmonisation of the
architecture of European higher education systems
Gezamenlijke
verklaring van de ministers van Onderwijs bijeen te Bologna op 19 juni 1999
Trends in Learning
Structures in Higher Education
De historiek tot 1.10.1999
is samengevat in een rede van rector J. Willems van de RUG
Salamanca 2001
Vlaamse
Interuniversitaire Raad – Onderwijsbeleid: lopende dossiers
Vlaamse Hogenscholenraad –
Standpunten en beleidsadviezen - Bologna
Nederlands Ministerie van
Onderwijs Dossier Bachelor/Master
De invoering van
de Bachelor-masterstructuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
Landelijke Studenten Vakbond
Nederland Dossier Bachelor/Master
European
University Association
European Association for International Education
Center for Higher Education Policy Studies
(univ. Twente)
Harry Martens:
Een toekomstige organisatiestructuur voor het hoger onderwijs: de visie van de
Raad Hoger Onderwijs (14.11.2001)
Voorontwerp van decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (15.03.2002)
Bolognadecreet
principieel goedgekeurd - Persmededeling van de vlaamse regering
(24.05.2002)
Advies
Raad van State vertraagt hervorming Hoger Onderwijs niet (28.11.2002)
Interpellatie
van mevrouw Brigitte Grouwels tot mevrouw Marleen Vanderpoorten, Vlaams
minister van Onderwijs en Vorming, over de waarde van de huidige
licentiaatsdiploma's na de bachelor-masterhervorming (16.01.2003) zie pag 6
in dit document (pdf-bladzijde 8)
De versie van
13.02.2003 van het Ontwerp
van decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in
Vlaanderen is ook te lezen op de site van het Vlaams Parlement (453 pp)
Op 02.04.2003 werd
het ontwerp
van decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in
Vlaanderen aangenomen in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement.
Op 14.08.2003 is het
decreet dan in het staatsblad verschenen:
4
APRIL 2003. - Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs
in Vlaanderen.
Op 08.09.2003 publiceert Minister Vanderpoorten een nieuwe website over het Bolognaproces. Op deze
website is alle essentiële informatie over het Bolognaproces in Europa en in Vlaanderen terug te vinden. Bovendien is er via deze website de mogelijkheid om in discussie te treden over vier onderwerpen die te maken hebben met de implementatie ervan in Vlaanderen.
Op de site van het
Ministerie van Onderwijs is de Coördinatie
te lezen van het decreet betreffende de herstructurering van het hoger
onderwijs in Vlaanderen.
Coördinatie
van het Decreet betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap
Coördinatie
van het Decreet betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap
![]()
In
1993 is er een Wet tot
bescherming van de titel van psycholoog gekomen, met daaropvolgend een reeks
aanvullingen en aanpassingen in koninklijke besluiten. Wie in België op
onwettige wijze de titel van psycholoog draagt kan zich aan een boete
verwachten tussen 1000 en 5000 Euro. Om op wettige wijze de titel van
psycholoog te dragen moet men zich laten registreren door de psychologencommissie en dat kan
momenteel slechts als men een universitaire opleiding voor psycholoog heeft
gevolgd (de periode van de overgangsmaatregelen is voorbij). Meer info in KlinPsy-Opleiding
of via de Belgische Federatie van Psychologen.
Hoewel er naar schatting ongeveer 16000 Belgen een diploma van licentiaat in de
psychologie behaalden waren er in 2002 slechts 3919 geregistreerd als
psycholoog. Ofwel zijn er veel licentiaten in de psychologie die zich
maatschappelijk niet als psycholoog willen profileren, ofwel zijn er veel die
strafbaar zijn. Waarschijnlijk beide.
De wetgeving op de titelbescherming van de psychologen ressorteerde onder het
ministerie van middenstand en landbouw. Deze wet betreft het dragen van de
titel, niet de uitoefening van het beroep. De titelbescherming biedt een kwaliteitsgarantie
voor de cliënt/patiënt.
Sedert
het regionaliseren van Landbouw en het opdoeken van het Federale Ministerie van
Middenstand en landbouw vielen de psychologen sedert oktober 2002 onder de
minister voor Telecommunicatie, Overheidsbedrijven en Participaties, en
Middenstand die instaat voor de Vrije en intellectuele beroepen en de toegang
tot het beroep.
Op 1
januari 2003 werd het moderniseringsproces van het federaal bestuur
(Copernicus-hervorming) een feit voor het Ministerie van Economische Zaken. Op
die dag ging het Ministerie immers over in de Federale Overheidsdienst (FOD)
Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en werd de organisatorische
structuur ervan gewijzigd. De intellectuele dienstverlenende beroepen vallen
nog steeds onder de algemene directie KMO-beleid. Contactinformatie is hier
te vinden.
Op de
site van de FOD is er informatie te vinden over de regelgeving.
Er is
ook een Hoge Raad voor de Zelfstandigen en
de KMO opgericht. Op die site kan men ondermeer de coördinatie vinden van
de Wet
tot bescherming van de titel van psycholoog.
Op 30.04.2004
verscheen het Koninklijk
besluit tot aanstelling van de ambtenaren die met de opsporing en de
vaststelling van de inbreuken op de kaderwet van 1 maart 1976 tot
reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van
de dienstverlenende intellectuele beroepen belast zijn (BS 02.06.2004)
Via de programmawet
van 09.07.2004 (zie artikel 252) heeft de Belgische regering in de wet op
de bescherming van de titel van psycholoog een artikel ingevoegd zodat de aanpassing
van de Belgische wetgeving aan de Europese Richtlijnen voortaan via een KB zou
kunnen.
Op 16.02.2005
verscheen in het staatsblad het Koninklijk
besluit van 20.01.2005. tot wijziging
van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog.
Op 10.09.2005 heeft
deze site een beslissingsboom gepubliceerd inzake de Procedure voor het
verkrijgen van de titel van Psycholoog in België. Personen die in België de
titel van psychologen willen voeren worden er op een gestructureerde wijze
doorheen de Belgische wetgeving geleid en vernemen welke stappen ze best kunnen
zetten.
Op 30.09.2005 is de
nieuwe Europese Richtlijn betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties 2005/36/EC
gepubliceerd. Deze zal gevolgen hebben voor de wetgeving op de titelbescherming
zodra de Belgische wetgeving zal aangepast zijn.
Zie ook de rubriek Europa, verder in dit dossier.
Op de website van de
psychologencommissie kan
nagetrokken worden of iemand de titel van psycholoog mag dragen.
Let wel: de
gepubliceerde lijst wordt betwist vanuit de sector. Jarenlang heeft de
Psychologencommissie in de lijst die op het internet gepubliceerd wordt enkel
de titelgerechtigde psychologen vermeld die in orde waren met de betaling van
hun financiële bijdrage voor de Psychologencommissie.
Op 25 april 2007 is
er dan in het Staatsblad een KB
van 5 maart 2007 verschenen waardoor de Psychologencommissie de psychologen
die 'weigerden' te betalen kan schrappen van de lijst. Deze maatregel wordt op
verschillende gronden in twijfel getrokken. Zie in dit verband het KlinPsy-dossier
over de psychologencommissie.
![]()
De problematiek van
de wettelijke regeling van de uitoefening van de klinische psychologie gaat
terug op de wetgeving inzake de medische praktijk in België.
In het KB78 van 1967
staat het volgende:
|
“Artikel 2. § 1. Niemand mag de geneeskunde uitoefenen die niet het wettelijk
diploma bezit van doctor in de genees-, heel- en verloskunde, dat werd
behaald in overeenstemming met de wetgeving op het toekennen van de
academische graden en het programma van de universitaire examens, of die niet
wettelijk ervan vrijgesteld is, en die bovendien de voorwaarden gesteld bij
artikel 7, § 1 of § 2 niet vervult. Wordt beschouwd als onwettige uitoefening van de geneeskunde, het gewoonlijk verrichten door een persoon die het geheel van de voorwaarden, gesteld bij lid 1 van deze paragraaf, niet vervult, van elke handeling die tot doel heeft, of wordt voorgesteld tot doel te hebben, bij een menselijk wezen, hetzij het onderzoeken van de gezondheidstoestand, hetzij het opsporen van ziekten en gebrekkigheden, hetzij het stellen van de diagnose, het instellen of uitvoeren van een behandeling van een fysische of psychische, werkelijke of vermeende pathologische toestand, hetzij de inenting.” |
In dat KB78 wordt
bepaald dat sommige gezondheidszorgers bij afwijking ook bepaalde bevoegdheden
krijgen, zoals tandartsen, kinesisten, paramedici, zij het met verschillende
graad van autonomie. Maar de psychologen staan daar nergens bij. Tot op heden
is de klinische psychologie geen gezondheidszorgberoep.
Anderzijds worden
de psychologen wel degelijk vermeld in de wetgeving. In ons KlinPsy-dossier over
Tewerkstelling van Psychologen hebben we een verzameling gemaakt van
wetgeving waarin iets vermeld is over de tewerkstelling van psychologen.
Federaal en in de gewesten en gemeenschappen tezamen vinden we zo wel een
zestigtal soorten diensten of instellingen waarin psychologen kunnen of moeten
tewerkgesteld worden. We kunnen hier ook verwijzen naar ons KlinPsy-dossier
Dienst Klinische Psychologie.
De paradox is dan
ook soms enorm. Een paar voorbeelden. Psychiatrische afdelingen mogen maar
functioneren als er psychologen werken, maar volgens de wet op de geneeskunde
zouden zij daar eigenlijk geen gezondheidszorgen mogen toedienen. Psychologen
mogen wel psychotherapeuten opleiden (ook psychiaters) maar volgens de letter
van de wet mogen ze zelf geen psychotherapie geven. Het is tot op heden
mogelijk om arts te worden met een studiepakket
van 100 uren psychologie. Artsen mogen de klinische psychologie beoefenen,
ook bij mensen met stoornissen, terwijl klinisch psychologen met minstens vijf
jaar universitaire studies in de klinische psychologie, wettelijk gezien de
klinische psychologie niet mogen beoefenen.
Toen de centra voor
geestelijke gezondheidszorg werden opgericht waar eveneens psychologen
verplicht moesten werken heeft de orde van geneesheren in 1985 een richtlijn
geschreven waarin de psychologen geparamedicaliseerd werden. Dat wordt hen nu
kwalijk genomen. Maar uiteindelijk moesten de artsen ook het beste maken van
een tekortschietende wetgeving, wetende dat als er iets misliep men toch vooral
in hun richting zou kijken. Psychologen moesten er werken maar mochten er
eigenlijk niets doen. Voor de artsen waren er vanuit hun visie wellicht maar
twee keuzen; ofwel ‘we werken niet samen met die groep’ ofwel ‘we laten ze
werken onder onze supervisie’. Ze opteerden voor het tweede, officieel dan
toch. Strikt juridisch bekeken is het werken van de klinisch psycholoog in een
paramedisch statuut al even onwettelijk als het werken als autonome
gezondheidszorger. Immers de klinisch psycholoog is geen paramedicus.
In de laatste dertig
jaar zijn er steeds meer werkplaatsen bij gekomen waar klinisch psychologen hun
beroep uitoefenden. Niet meer dan hun eigen beroep. Maar volgens de Belgische
wetgeving op de geneeskunde was dat ‘onwettige uitoefening van de geneeskunde’.
Blijkbaar hebben die klinisch psychologen steeds zeer deontologisch gehandeld
want het is maar op die manier te verklaren dat gedurende meer dan een kwart
eeuw, nu reeds meer dan een paar duizend mensen ‘onwettige uitoefening van de
geneeskunde’ doen zonder dat daar eigenlijk rechtszaken over bekend zijn.
Het beroep van
klinisch psycholoog is maatschappelijk erkend. Artsen zijn decennialang de
grote promotoren geweest voor de klinisch psychologen. Ze hebben die groep
binnengehaald in de ziekenhuizen. Zij wensen telkens opnieuw een intensere
samenwerking met de klinisch psychologen. Uiteindelijk stellen we vast dat er
in de praktijk bij patiënten en overheid, bij psychologen en artsen een vrij
grote consensus is over wat ‘psychologenwerk’ is. Wanneer men het echter moet
in woorden, in wetteksten, gieten wordt het moeilijk en komen de oude frasen,
belangengroepen, tegenstellingen, angsten voor precedenten, enz weer de kop
opsteken.
In dit verband is het
van belang te wijzen op de denkfout die frequent gemaakt wordt. Klinisch
psychologen willen hun beroep uitoefenen, dit wil zeggen de klinische
psychologie beoefenen. Via de allesomvattende omschrijving van wat geneeskunde
is komen ze buiten hun eigen wil op het terrein van de geneeskunde. Wanneer
klinisch psychologen nu hun eigen beroep wettelijk willen geregeld zien, gaan sommigen
denken dat ze arts willen zijn. En dan gaat men argumenteren dat de
opleiding van de psycholoog inferieur is voor de uitoefening van de
artsenpraktijk, dan gaat men argumenteren met de opleiding van zeven jaar
geneeskunde al dan niet aangevuld met specialisaties. Er is geen enkele
psycholoog die dat betwijfelt. Punt is echter dat klinisch psychologen niet
verlangen om arts te zijn maar om klinisch psycholoog te zijn. Als men dan gaat
vergelijken wie er best is opgeleid in de klinische psychologie dan is het
nogal evident dat mensen die minstens vijf jaar op academisch niveau
psychologie studeerden beter opgeleid zijn dan mensen voor wie de
psychologie-opleiding slechts tot enkele cursussen beperkt was.
Het is belangrijk
dat er een wettelijke regeling komt van de uitoefening van de klinische
psychologie. Het is een stap in de formalisering van een nieuwe visie op wat
gezondheid is. De Wereldgezondheidsorganisatie zegt “Health is a state of complete
physical, mental, and social well-being and not merely the absence of disease
or infirmity.” De klinische
psychologie heeft een essentiële bijdrage te leveren voor de volksgezondheid.
De klinische psychologie kan dat maar als ze de klinisch psychologen een
aangepast statuut hebben. Een wettelijke regeling van de klinische psychologie
geeft ook meer garanties voor de patiënt. Verder is het ook maar billijk dat
klinisch psychologen die met ethische en wetenschappelijke nauwgezetheid hun
beroep uitoefenen ook eens legaal in orde zijn. Binnen een gezondheidszorg die
steeds juridischer wordt is dat overigens geen overbodige luxe. Tenslotte is
een wettelijke regeling een voorwaarde voor een verdere organisatorische en
maatschappelijke uitbouw van het beroep.
Nadat men het meer
dan dertig jaar heeft nagelaten om de wetgeving op de geneeskunde (ondertussen
de wet op de gezondheidszorgberoepen) aan te passen aan de inschakeling van de
klinisch psychologen heeft de regering in haar beleidsplan 2001 en 2002 voor
het eerst de wettelijke regeling van de klinische psychologie opgenomen.
In het jaar 2000
werd er een expertencommissie samengeroepen op het cabinet. Daarin zaten
vertegenwoordigers van alle psychologiefaculteiten van België en van alle
Belgische beroepsverenigingen van klinisch psychologen. Met bijna volledige
consensus werd daar een ontwerptekst aanvaard waarin gesteld werd dat
psychologen autonoom konden werken bij stoornissen waarvoor psychologische
technieken vereist waren en dat men moest samenwerken met een arts wanneer ook
medische technieken vereist waren.
Eigenlijk was deze
verwoording vrij logisch. Het specifieke aan het werk van de klinisch psycholoog
is dat hij zich met psychologie bezighoudt, namelijk met wat mensen denken,
doen en voelen en dan vooral mensen bij wie het gezonde psychisch functioneren
in gevaar is, in vraag wordt gesteld of gestoord is. Wat klinische psychologie
is vormt geen geheim, maar is af te leiden uit de studieprogramma’s van de
universiteiten die psychologen opleiden. Dergelijke bepaling laat ook de ruimte
voor evolutie in de wetenschap, maar garandeert wel dat de betrokkenen zich
moeten houden om slechts datgene te doen wat ze kennen en kunnen.
Na advies van de Hoge Raad voor Geneesheren Specialisten en Huisartsen werd deze opsplitsing in een autonoom gebied en een gebied bestemd voor samenwerking vertaald in respectievelijk ‘problemen’ en ‘stoornissen’. De psychologen konden autonoom werken bij psychische problemen en dienden samen te werken bij stoornissen. Daarbij kwam dat in de Memorie van toelichting van het wetsontwerp staat dat vooraf biomedische oorzaken van psychopathologie dienen uitgesloten te worden vooraleer over te gaan tot enige vorm van psychologische behandeling, terwijl de psycholoog niet opgeleid is om biomedische diagnoses te stellen. De klinisch psycholoog die dus slechts bij problemen zou kunnen autonoom werken, zou zelfs dit maar kunnen doen na voorafgaande screening door een arts. Gelukkig heeft het cabinet dan nog niet alle adviezen van de Hoge Raad overgenomen. Hoewel voorzien in de eerste teksten werd in het uiteindelijk ontwerp de eigen deontologische commissie voor klinisch psychologen geschrapt. Dit wetsontwerp werd naar de Raad van State gestuurd.
In 2002 was er grote tumult in de psychologenwereld, hoewel met nuanceverschillen en temperamentsverschillen aan de twee kanten van de taalgrens. De expertencommissie die bedoeld was om de uitvoeringsbesluiten bij de wet voor te bereiden, diende zich terug bezig te houden met de gewijzigde tekst van het wetsontwerp.
Infeite was het
spijtig dat de tekst van het wetsontwerp en de memorie van toelichting niet
helemaal eenduidig zijn en dat de Franstalige versie van de memorie van
toelichting in bepaalde passages restrictiever is voor de psychologen dan de
Nederlandstalige. In het Franstalige landsgedeelte werd ronduit gesteld dat het
wetsontwerp een paramedicalisering was van het beroep.
Zolang een wettekst
slechts gebruikt wordt om een werking te organiseren is slechts de tekst van de
wet belangrijk. Daarin staat nergens dat er bij problemen een voorafgaandelijke
screening door een arts nodig is. Betreffende de samenwerking staat er ook
nergens dat het gaat om een ondergeschikte samenwerking. Dit zou het geweest
zijn als men ons had ingedeeld bij de paramedici, de groep die hulpprestaties
kunnen verrichten onder leiding en supervisie van een arts. Wat er wel staat is
dat bij pathologie de psycholoog moet samenwerken met een arts. Zolang we naar
de wettekst zelf kijken kunnen we besluiten dat er geen paramedicalisering is,
maar wel een onbillijke beperking van het gebied waarin de psycholoog autonoom
kan functioneren. Immers niet in alle pathologie is er een belangrijke
biologisch component die de problematiek buiten het autonome competentiegebied
van de psycholoog plaatst. Overigens is de opsplitsing probleem versus stoornis
een dubieuze kwestie.
Wanneer men dan de
memorie van toelichting leest (en deze is slechts van belang als er ooit
rechtszaken komen en de rechter zich wil informeren over de intentie van de
wetgever) wordt er tegelijkertijd peper en zalf in de wonde gesmeerd. Er staan
inderdaad een aantal zinnen in die moeilijk anders te interpreteren zijn alsof
er steeds een voorafgaandelijke screening door een arts zou moeten gebeuren
vooraleer de psycholoog aan de slag kan. Dat zou dan inderdaad tot op bepaalde
hoogte een soort paramedicalisering in de feiten zijn. Anderzijds (en dat wordt
dan nog eens bevestigd in de FAQ’s die
het cabinet later publiceerde) lijkt het er dan toch vooral om te gaan dat de
patiënt voor biomedische aspecten van het ziek-zijn door een arts dient gezien
te worden. Dus hier wordt er dan wat ruimte gelaten voor aanpak door de
psycholoog van psychopathologie zonder evidente biologische component.
De VVKP, de grootste
vereniging van klinisch psychologen (800 leden) formuleerde in het voorjaar
2002 haar standpunt als volgt: Voorontwerp
van wet voor de klinische psychologie: standpunt van de Vlaamse Vereniging van
Klinische Psychologen (VVKP)
Aan Franstalige kant
zijn er een zevental verenigingen, waarvan de grootste, de APPPsy, een 170
leden heeft. Deze groep is terzake ook zeer actief en de meeste Franstalige
publicaties komen uit die hoek. Hun standpunten waren ondermeer te lezen in een
vrije Tribune op de site van de Belgische Federatie van
Psychologen. In de tribune waren vooral de standpunten van een aantal
Franstaligen te lezen, ook al waren er teksten in het Nederlands. De visie van
de Vlamingen was daar niet te lezen.
De BFP-FBP-Commissie
die zich bezighoudt met de wetgeving betreffende de wettelijke regeling van de
klinische psychologie heeft dan de optie genomen om te werken aan een
Consensustekst. Het was niet eenvoudig om met praktijkmensen en academici, met
Nederlandstaligen en Franstaligen, en vooral met mensen met zeer uiteenlopend
denkkader een consensustekst te maken.
De bedoeling van de
consensustekst was enerzijds om aan de politiek verantwoordelijken duidelijk te
maken hoe de klinisch psychologen over die aangelegenheid denken, anderzijds
ook om zelf een referentiedocument te hebben om gewijzigde wetsontwerpen of
andere wetsvoorstellen mee te vergelijken.
Nog voor de tekst
helemaal klaar was werden excerpten eruit reeds gebruikt voor een schrijven aan
de verantwoordelijke minister en aan de politici.
Op 26.06.2002 kreeg deze consensustekst
zijn eindredactie en werd op 09.07.2002 naar Minister Aelvoet, de voorzitters
van politieke partijen en leden van de commissie gezondheidszorg in de Kamer en
de Senaat opgestuurd.
Hoewel ook lid van de regering, heeft de
Parti Socialiste op 27 maart 2002 bij monde van heer Yvan Mayeur en mevrouw
Colette Burgeon een wetsvoorstel
gedaan inzake de gezondheidszorgberoepen uit de sector van de geestelijke
gezondheidszorg.
Uit de memorie van toelichting blijkt
duidelijk dat het wetsvoorstel ontstaan is vanuit de actuele discussie rond de
klinisch psychologen.
Infeite wil het wetsvoorstel een soort kaderwet vormen waarin meteen alle beroepen een plaats krijgen die werkzaam zijn op vlak van de geestelijke gezondheid. Men onderscheidt vier groepen die allemaal ingeschreven worden in een nieuw derde hoofdstuk van KB78, de wet op de gezondheidszorgberoepen.
- de psychiaters
- de universitairen (psychologen, seksuologen, orthopedagogen, criminologen en logopedisten)
- de niet universitaire hogere studies (psychologisch assistenten, sociaal assistenten, logopedisten, ergotherapeuten, opvoeders, psychiatrisch verplegenden, enz)
- een groep voor de uitzonderingen
Er wordt een nationale raad van de geestelijke gezondheidszorg opgericht die de bevoegdheden en erkenningen zou regelen.
Het voorstel is het zoveelste teken dat men steeds in bredere kringen nadenkt over de Belgische regeling van de gezondheidszorgberoepen. Maar ook dit voorstel raakt niet aan de grond van de zaak namelijk de positieve definiëring van de bevoegdheden van de arts. Want de actuele negatieve definiëring is de bron van heel het probleem.
Als men zou komen tot een regeling waarin op een positieve wijze gesteld werd wat de erkenningsvoorwaarden en wat de bevoegdheden zouden zijn voor elk gezondheidszorgberoep, hoeft men zelfs heel die opsplitsing in beroepen voor fysische zorg en voor geestelijke gezondheid niet te maken.
Men kan zich trouwens de vraag stellen of dat de goede weg is. In een tijd waarin men steeds overtuigder geraakt van het wederzijds op elkaar ingrijpen van het biologische, het psychologische en het sociale veld in welzijn en gezondheid, moet men het dualistisch denken niet gaan aanzwengelen.
Het is evenwel belangrijk te constateren dat een van de grootste partijen van het land schrijft dat klinisch psychologen en artsen op een horizontale wijze dienen samen te werken.
De bevoegdheidsomschrijving wordt doorgeschoven naar KB’s op voorstel van de op te richten Nationale Raad van de Geestelijke Gezondheidszorg. Daar zal men met dezelfde problemen zitten als bij het actuele ontwerp. Tenslotte is niet geweten hoe de Hoge Raad voor Geneesheren Specialisten en Huisartsen op dit voorstel zal reageren. Het niet vastleggen van de bevoegdheden in de wet maar doorschuiven naar KB’s heeft mogelijks het voordeel dat een en ander niet onwrikbaar vastligt voor vele jaren, maar anderzijds weet men op heden helemaal niet waarvoor men kiest. Bijvoorbeeld de Franse tekst spreekt van “la prise en charge, l’accompagnement, ” en de Nederlandse van de “verzorging en begeleiding” “van lijden van psychische oorsprong of van psychisch lijden dat verband houdt met een somatische aandoening.” Zit behandeling en psychotherapie daar eigenlijk in? Alle geestelijke gezondheidszorgers zouden wel kunnen psychotherapeut worden mits voldaan aan opleidingsvereisten.
Men krijgt de indruk dat het wetsvoorstel
ontstaan is vanuit de controverse rond de klinische psychologie en dat men dan
maar het plan opgevat heeft meteen eens een oplossing te zoeken voor heel de
sector. Overigens een lovenswaardig doel. Maar willen alle psychologen gezien
worden als gezondheidszorgers? Niet alle psychologen zijn klinisch psychologen.
Waar gaat men de grenzen leggen? Waarom is een stervensbegeleider een
geestelijke gezondheidszorg beroep en een huisarts en algemeen
ziekenhuisverpleegkundige niet? Waarom is een psychiatrisch verpleegkundige een
geestelijke gezondheidszorg beroep en een verpleegkundige op een
psychogeriatrische afdeling niet ? Waarom is een opvoeder in het bijzonder
onderwijs een geestelijke gezondheidszorg beroep en een onderwijzer in dat
zelfde onderwijs niet. Is opvoeden gezondheidszorg ? Het wordt nog een immens
werk om dit wetsvoorstel uit te werken.
Op 09.07.2002 schreef de BFP-FBP naar
Mayeur en Burgeon een brief waarin ze stelde dat de actuele prioriteit bleef
liggen op het bekomen van een adekwaat geformuleerde wetgeving die de autonome
uitoefening van de klinische psychologie mogelijk maakt. Dit zeker in het licht
van de reeds afgelegde weg in het voorliggend dossier.
Het wetsontwerp van
het cabinet heeft zijn zwakke punten en het zal belangrijk zijn dat daar nog
aan bijgeschaafd wordt. We weten trouwens niet wat het advies van de Raad van
State zal zijn.
-
Een
aantal zaken zijn betuttelend en vernederend en dragen nog het parfum van het
paramedische, maar zijn wellicht geen breekpunt. Eigenlijk zou het moeten
volstaan dat men schrijft wat klinisch psychologen mogen doen. Al die
verwijzingen dat ze moeten advies vragen en samenwerken met anderen, artsen in
casu, zijn overbodig. Dat wordt opgevangen door de deontologie van de klinisch
psycholoog. Er is toch ook geen wetgeving die zegt dat een oogarts een patiënt
met beenfractuur naar een orthopedist moet verwijzen en dat deze laatste
eventueel tussenkomst van een radioloog moet vragen. Dat zit gewoon vervat in
goede beroepsuitoefening. Maar we vinden niet dat we de kans op een wettelijke
regeling moeten verwerpen omdat er in een wetsontwerp staat wat we toch al
doen.
-
In de
memorie van toelichting moet er een wijziging komen waaruit duidelijk blijkt
dat een voorafgaande screening door de arts niet noodzakelijk is. De psycholoog
kan dit aan de patiënt adviseren zo hij dit wenselijk acht.
-
De
opsplitsing tussen wat de psycholoog autonoom doet en wat hij in samenwerking
met een arts doet moet niet lopen via een opsplitsing van probleem versus
stoornis, maar moet te maken hebben met de aanwezigheid van een somatische
problematiek.
-
Er is
nood aan een deontologische commissie die problemen in de beroepsuitoefening
kan beoordelen vanuit het klinisch psychologisch kader.
Als het cabinet zijn
teksten bijstuurt in deze zin denken we dat we met dit wetsontwerp een stap
vooruit zijn. Het zou nog kunnen gerealiseerd worden in deze legislatuur.
De alternatieven
zoals dit van de parti socialiste vragen nog jarenlang overleg. Overigens als
men het ruimer aanpakt dan de problematiek van de klinisch psychologen zou men
het beter helemaal grondig aanpakken.
Tenslotte willen we
nog opmerken dat er nog een andere ‘paramedicalisering in de feiten’ is.
Namelijk met de komst van steeds meer psychologen in de ziekenhuizen stelt zich
steeds meer de nood aan de financiering. Men zou een en ander kunnen oplossen
door psychologenwedden uit te betalen in functie van bedden, of opnames of
lopende dossiers. Maar men zal er niet uitkomen zonder ook in de richting van
prestatiegebonden financiering te gaan denken. Zolang er geen wettelijke
regeling komt voor ons beroep, is het voorspelbaar dat er financiering voor
onze prestaties gaat komen via honoraria aan artsen die dan maar een deel van
‘hun’ honorarium zullen moeten afstaan aan de ziekenhuizen voor de betaling van
de klinisch psychologen. Dan hebben we ongeveer het statuut van een
EEG-toestel. Ook dat is paramedicalisering.
KlinPsy hoopt dat de
groep van de klinisch psychologen en het cabinet nog terug op gelijke
golflengte raken.
Het definitieve wetsontwerp
Op 18.06.2002
ontving Minister Aelvoet het advies van de Raad van State. Daarover rapporteert
ze in de Kamer in antwoord
op een vraag van volksvertegenwoordiger Pieters.
Half juli 2002
publiceerde het kabinet dan de versie van het wetsontwerp zoals het zou
ingediend worden in het Parlement.
Evaluatie door KlinPsy van het definitieve
wetsontwerp
KlinPsy heeft in een
werktekst een vergelijking
gemaakt tussen het wetsontwerp en de consensustekst van de klinisch psychologen.
Ieder wordt uitgenodigd dit werkdocument grondig en kritisch na te lezen.
De tekst van het
wetsontwerp is duidelijk beter geworden.
- Er is
duidelijkheid dat de voorafgaande screening door de arts niet noodzakelijk is.
- De opsplitsing
tussen het gebied waarin de klinisch psycholoog autonoom kan optreden en het
gebied waarin hij moet samenwerken heeft de maken met de al dan niet
aanwezigheid van een somatische problematiek.
-Vermoedelijk omdat het kabinet denkt aan
een beroepsoverschrijdend "Tuchtcollege voor de Gezondheid" en aan de
"Hoge Raad voor de ethiek en Deontologie van de Gezondheid" werd er
wellicht niets veranderd inzake deontologie. Dit blijft wat het zwakkere punt.
Immers in Art. 37 van KB78 staat:
De geneeskundige
commissie heeft tot taak, in haar ambtsgebied: …/… in het bijzonder:
…/…onverminderd de bevoegdheid van de personen, belast door of krachtens de
wet, met controle- of toezichtsopdrachten :
1. erover te
waken dat de geneeskunde en de artsenijbereidkunde, de veeartsenijkunde, de
verpleegkunde, de paramedische beroepen en de klinische psychologie, in
overeenstemming met de wetten en reglementen worden uitgeoefend;
en verder:
Voor het vervullen van haar speciale
opdracht is de commissie uitsluitend samengesteld uit de voorzitter, de
ondervoorzitter, de secretaris en het lid of de leden die het beroep van de
betrokken persoon of personen vertegenwoordigen.
(Wie
wil kennismaken met de werking van een Provinciale Geneeskundige Commissie kan
een kijkje nemen op de site van de PGC van Antwerpen.)
Concreet betekent dit dat bij geschillen of
de klinische psychologie in overeenstemming met de wetten en reglementen werd
uitgevoerd, er zal geoordeeld worden door drie artsen en twee klinisch
psychologen.
Na 25 jaar “onwettige uitoefening van de
geneeskunde” zonder noemenswaardige problemen, zal er wellicht geen enkele
klinisch psycholoog zich geroepen voelen om nu plots minder wetenschappelijk en
deontologisch te gaan handelen omdat hij in wettelijkheid kan handelen. In die
zin is er wellicht weinig probleem.
Als territoriumconflicten zouden verpakt
worden in wetenschappelijke en deontologische discussies, kan er uiteraard wel
een probleem ontstaan. En in die zin bieden de oorspronkelijke adviezen van de
Hoge Raad voor Geneesheren Specialisten en Huisartsen en recente
uitlatingen van hoge verantwoordelijken van de Orde van Geneesheren toch
wel enige reden tot onveiligheid. In dit verband kan ook het jaarverslag
2001 van de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten interessant zijn. We
lezen in punt 7: “Talrijke discussies vonden plaats aangaande de invoering van
een titel van het specialisme oncologie, de normen van de urgentiediensten en
hun nomenclatuur en de invoering van een monopolie van klinische psychologie.”
Misschien kan dit aspect nog wat
bijgestuurd worden, maar globaal denkt KlinPsy dat de klinisch psychologen met
dit wetsontwerp in belangrijke mate zullen krijgen waar ze al een generatie
lang zitten op wachten.
Op 22.10.2002
publiceert de BFP haar standpunt
over het wetsontwerp aangaande de klinische psychologie. De BFP ondersteunt het
wetsontwerp dat voorligt.
De definitieve
ontwerpbundel in de Kamer
Op 28.10.2002 is op
de Website van de kamer de tekst
te lezen die op 26.09.2002 werd ingediend in de Kamer van
volksvertegenwoordigers.
Op 20.11.2002 is er
een persbericht
van de Belgische Regering waaruit blijkt dat de wetsontwerpen betreffende de
Klinische Psychologie, de Klinische Seksuologie en de Klinische Orthopedagogiek
gehergroepeerd worden in één enkele wet.
Kort daarop
verschijnt op de website van Volksgezondheid ook het nieuwe wetsontwerp dat de
drie groepen reglementeert. Ook de memorie van toelichting en de
artikelsgewijze bespreking is er te lezen.
Op 19 december 2002
publiceren de drie decanen van de Vlaamse Faculteiten Psychologie en
Pedagogische Wetenschappen hun gezamenlijk standpunt
over de wetsontwerpen.
In januari 2003 werd
het gebundeld ontwerp dan ingediend in de kamer:
(dossier 50K2222 – start 13.01.2003)
Op 11.03.2003 dienen de volksvertegenwoordigers Gilkinet en Descheemaeker volgend wetsvoorstel in:
Wetsvoorstel
tot wijziging van koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de
geneeskunst wat de samenwerking tussen de beroepsoefenaars in de
gezondheidssector betreft.
(dossier 50K2348 – ECOLO,
AGLEV – start 11.03.2003)
Op 19 maart 2003
waren er hoorzittingen in de Kamercommissie Volksgezondheid. Van een aantal
personen is de tekst beschikbaar: De
Meulemeester, Mampuys,
Van
Broeck, Corveleyn,
Missiaen.
Met het oog op
nieuwe verkiezingen werd het parlement ontbonden op 8 april 2003. Het wetgevend
werk rond de klinische psychologie wordt voor onbepaalde tijd verdaagd.
Bij het begin van de
51ste zitting van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers
werden na korte tijd een paar wetsvoorstellen ingediend door ECOLO.
Het betreft
enerzijds een herindienen van het wetsvoorstel Gilkinet en Descheemaeker, maar
nu door kamerlid Gerkens:
(dossier 51K0028 –
ECOLO – 25.06.2003)
Anderzijds is er het
(dossier 51K0232
– ECOLO – 29.09.2003)
Op 6 november 2003
verschijnt dan op de website van de kamer het beleidsplan 2004
van Minister Demotte van Volksgezondheid en Sociale Zaken. Er zal een nieuw
voorontwerp van wet uitgewerkt worden dat ertoe strekt de volgende beroepen
te erkennen: klinische psychologie, klinische seksuologie, klinische
orthopedagogie en in het algemeen de beroepen inzake geestelijke gezondheidszorg.
Op 10.02.2004
verklaart de minister in de Commissie Volksgezondheid
dat hij de sector zal raadplegen en daarna een ontwerp zal indienen.
Op 03.03.2004 dient
de Parti Socialiste in de Kamer een gewijzigde
versie van het wetsvoorstel Mayeur in.
Op 28.04.2004
publiceert Bob Cools op de website van de VVKP een artikel "Een 'nieuw' wetsvoorstel voor de
erkenning van de klinische psychologie", waarin hij een overzicht geeft
van de recentste evoluties. Met brede maatschappelijke en politieke steun aan
Vlaamse kant en met steun van heel wat Franstalige geledingen wordt binnenkort
door senator Lionel Vandenberghe de tekst van het vroegere wetsontwerp
Aelvoet-Tavernier terug als wetsvoorstel ingediend. Langs Vlaamse kant is het
op dit moment evenwel nog geen steun van de VLD, hoewel die vroeger het
identieke wetsontwerp Tavernier hadden gesteund. De beroepsverenigingen
reageerden per brief. Via de website van de seksuologen vernemen we meer over
het antwoord
van de VLD.
Op 29.06.2004 start
in de Commissie Volksgezondheid van de Kamer de bespreking van de
wetsvoorstellen van Mayeur e.a. en van Gerkens. Als rapporteur wordt Anissa
Temsamani aangesteld.
Op 08.07.2004 dienen
de senatoren Cornil en Vienne van de PS, in de Senaat een wetsvoorstel
in dat identiek is aan het wetsvoorstel dat op 03.03.2004 in de Kamer werd
ingediend door Mayeur,
Burgeon en Lambert.
Op 17.11.2004 was er
in de Commissie Sociale Aangelegenheden van de Senaat een bespreking
van het wetsvoorstel van Vandenberghe e.a. en het wetsvoorstel van Cornil en
Vienne. Minister Demotte zal terug zelf een wetsontwerp voorstellen tegen de
lente van 2005.
Intermezzo
Op 01.02.2005 verscheen in het
staatsblad de Basiswet
betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden
van 12.01.2005. In artikel 2, 18° lezen we dat onder zorgverlener onder andere
wordt verstaan: "de aan de gevangenis verbonden psycholoog die met een
opdracht van gezondheidszorg in de gevangenis is belast".
In de wet van 1964 betreffende de normen van de A-diensten stond
reeds "Om de medische-psycho-sociale equipe te
vervolledigen moeten een licentiaat in de psychologie en een gegradueerde sociale verpleger of een maatschappelijke assistent
voorzien worden per 60 zieken." Verder in de tekst staat "Om al de
modaliteiten van de tenlastneming te verzekeren…" kunnen er bijkomende
psychologen worden aangeworven. Het is nogal evident dat als men psychologen
verplicht moet aanwerven voor de zorg aan opgenomen psychiatrische patiënten,
dat die psychologen dan 'gezondheidszorg' doen. Maar de taal is rijk: Men kan
spreken van opvang, advies, patiënteneducatie, support, counseling, animatie,
ondersteuning, begeleiding, enz.
In de
wet van 12.01.2005 staat zwart op wit dat de psycholoog een 'opdracht van
gezondheidszorg' heeft. Dit is merkwaardig omdat hij volgens KB78 niet behoort
tot de groep die gemachtigd is gezondheidszorgen toe te dienen. Het betreft
hier uiteraard een decennia-oude paradox. Maar ze wordt hier toch nog eens zeer
uitdrukkelijk geïllustreerd met recente wetgeving.
Evaluatie door KlinPsy van het wetsvoorstel Vandenberghe e.a. en van het
wetsvoorstel Mayeur e.a. op 27.02.2005 (Français)
KlinPsy heeft een vergelijking
gemaakt tussen de consensustekst van de klinisch psychologen en enerzijds het
wetsvoorstel Vandenberghe e.a. en anderzijds het wetsvoorstel Mayeur
e.a./Cornil&Vienne.
Vermits het
wetsvoorstel Vandenberghe e.a. een herneming is van het wetsvoorstel Aelvoet
kan men hoger in dit dossier lezen welke bedenkingen we doorheen de
ontstaansgeschiedenis van dit ontwerp/voorstel hebben gemaakt. Hetzelfde geldt
in grote mate voor het recente wetsvoorstel Mayeur dat in een beperkte mate
verschilt van het eerste voorstel.
We willen hier kort
enkele evaluatieve elementen samenbrengen:
Het is de
klinisch psychologen te doen om de wettelijke regeling van de uitoefening van
de klinische psychologie. Wat zijn dan de belangrijke aspecten waarop men moet
letten bij het evalueren van wetsvoorstellen en wetsontwerpen ?
- De erkenningsvoorwaarden
om toegelaten te worden om de klinische psychologie uit te oefenen.
- De autonomie
in het uitoefenen van de klinische psychologie.
- De mate waarin
psychologen controle houden op de organen die van belang zijn voor de
toekomstige ontwikkeling van het beroep.
Wat biedt het
wetsvoorstel Mayeur e.a. ?
- Onweerlegbaar
positief is dat Mayeur iets wil doen voor de waardering van de geestelijke
gezondheidszorgberoepen. In een gewijzigde visie op wat gezondheid is, komt de
beïnvloeding van menselijk gedrag (denken, voelen en handelen) als even
essentieel naar voor als curatieve somatische geneeskunde. Vermits de klinisch
psycholoog juist de specialist is van het menselijk gedrag is het belangrijk
dat dit aspect door hem gedragen wordt. Naar wetgeving toe betekent dit dat de
plaats van de klinische psychologie middenin de gezondheidszorg is en dat de
klinisch psychologen daar met hun groep moeten alleen staan en niet ingebed in
een groep die opnieuw door medici geleid wordt. In het wetsvoorstel Mayeur
lezen we dat de psychologen niet in de kopgroep van KB78 staan, maar ingedeeld
worden in een apart hoofdstuk III waarin ook nog eens een reeks zorgverleners
uit de twee eerste hoofdstukken hernomen worden. Verder worden de psychologen
ondergedompeld in structuren waarin ook de psychiaters zitten, naast nog een
reeks paramedici en andere gezondheidswerkers, al dan niet met een
basisopleiding in de gezondheidszorg.
- Betreffende de erkenningsnormen
is te lezen dat licentiaten in de psychologie gemachtigd zijn in de sector van
de geestelijke gezondheidszorg. Studieduur en richting worden niet vermeld.
- Betreffende de autonomie
is vermeld dat onder « uitoefening van een beroep in de sector van de
geestelijke gezondheidszorg » wordt verstaan de gebruikelijke verrichting van
autonome handelingen inzake preventie, onderzoek, opsporing, diagnosestelling,
verzorging en begeleiding van lijden van psychische oorsprong of van psychisch
lijden dat verband houdt met een somatische aandoening. Die uitoefening
impliceert, zo nodig en zo de patiënt daar om verzoekt, een samenwerking
tussen de diverse beroepsbeoefenaren die in de gezondheidszorg actief zijn. De
term "zo nodig en zo de patiënt daar om verzoekt" stelt de psycholoog
kwetsbaarder op dan bij het wetsvoorstel Vandenberghe. De rechtszekerheid van
de klinisch psycholoog wordt bij de patiënt en bij de externe beoordelaar
gelegd die zijn eigen opvulling kan geven aan het woord "nodig". Overigens
kan de vraag gesteld worden of alle beroepen die voorzien worden in het
voorstel inderdaad voorbereid zijn om een autonoom gezondheidszorgberoep uit
te oefenen. Maar de autonomieomschrijving slaat op de gehele groep.
- Betreffende de controle
op organen die van belang zijn voor de toekomstige ontwikkeling van het
beroep lezen we dat de Nationale Raad voor de geestelijke gezondheidszorg tot
taak heeft de voor Volksgezondheid bevoegde minister op diens verzoek dan wel
uit eigen beweging adviezen te verlenen in alle aangelegenheden die verband
houden met de geestelijke gezondheidszorg en met de noodzakelijke
diplomavereisten voor de uitoefening van een beroep in de sector van de
geestelijke gezondheidszorg. Die Raad is voor de helft samengesteld uit
psychotherapeuten (met inbegrip van de lekenanalisten) en voor de andere helft
uit psychiaters, universitaire en gegradueerde hulpverleners. Uiteindelijk
zullen de klinisch psychologen slechts een kleine minderheid uitmaken in een
Raad die beslissend is voor de verdere ontplooiing van hun beroep.
- Verder is het
concept van afsplitsing van geestelijke gezondheidszorgberoepen van de andere
gezondheidszorgberoepen een verouderde cartesiaanse opsplitsing, weg van het
bio-psycho-sociaal denkmodel.
- Waar tot
hiertoe enkel de beroepen werden ingeschreven in KB 78, worden nu ook de werkvelden
betrokken in de indeling. Sommige beroepen zullen dus een dubbele inschrijving
in KB78 krijgen.
- De keuze van
beroepen die al dan niet in aanmerking komen voor een geestelijk gezondheidszorg
beroep mits aanvullende opleiding is soms arbitrair.
- Terwijl men
nalaat om KB78 op een positieve wijze te herschrijven, gaat men nu via een toegevoegd
hoofdstuk ook de bevoegdheid van de artsen bijsturen. Is de wettelijke regeling
van de uitoefening van de klinische psychologie reeds niet complex genoeg
zonder dat men in hetzelfde wetsvoorstel ook nog eens de
bevoegdheidsproblematiek van de artsen moet betrekken?
- De groep van
klinisch psychologen is groot genoeg en maatschappelijk relevant genoeg om daar
een afzonderlijke wetgeving voor te maken zonder meteen heel de problematiek
van de psychotherapie daarbij te betrekken en zonder meteen achterpoortjes te
maken voor personen die geen arts en geen psycholoog zijn en geen
gezondheidszorgberoep uitoefenen en toch psychotherapeut willen worden. Laat
ons voor de klinisch psychologen een wetgeving maken zoals die er is voor tandartsen
en apothekers.
Wat biedt het
wetsvoorstel Vandenberghe e.a. ?
Het wetsvoorstel
Vandenberghe plaatst de psychologen ten volle bij de gezondheidszorg beroepen,
namelijk in hoofdstuk Iquater. De klinisch psychologen krijgen hun eigen
Nationale Raad voor de Klinische Psychologie.
- Betreffende de erkenningsnormen
staat vermeld dat de kwalificatievoorwaarden om erkend te worden inzonderheid
betrekking hebben op de vakgebieden waarin men moet onderwezen zijn en de
stages die men gevolgd dient te hebben in de klinische psychologie. De
erkenning mag enkel toegekend worden aan de houder van een universitair
diploma in het domein van de psychologie dat een opleiding bekroont, die in
het kader van het voltijds onderwijs, ten minste vijf studiejaren omvat.
- Betreffende de autonomie
wordt bepaald dat als uitoefening van de klinische psychologie wordt beschouwd
het gewoonlijk verrichten van autonome handelingen die tot doel hebben de
preventie, het onderzoeken, het opsporen, het stellen van een diagnose van
psychisch of psychosomatisch lijden bij mensen, en hun behandeling of
begeleiding. Om de mogelijkheid van somatische problematiek te laten
vaststellen of uitsluiten draagt de beroepsbeoefenaar op elk moment de
verantwoordelijkheid te beslissen of de patiënt uitgenodigd moet worden om een
arts te consulteren.
- Betreffende de controle
op organen die van belang zijn voor de toekomstige ontwikkeling van het
beroep is bepaald dat de Nationale Raad voor klinische psychologie tot taak
heeft de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, op diens
verzoek of op eigen initiatief, advies te verstrekken over alle aangelegenheden
in verband met de uitoefening van de klinische psychologie. In die Raad hebben
de psychologen de ruime meerderheid.
Welk standpunt
neemt KlinPsy dan in ?
- Betreffende de
regeling van de uitoefening van de klinische psychologie is het evident dat het
wetsvoorstel Vandenberghe de voorkeur geniet.
- De oplossing
van de regeling van de psychotherapie zien we voor een latere fase in de richting
van speciale beroepstitels per beroep of wat de klinisch psychologen betreft
eventueel als ingebed binnen verdere specialisaties van de klinisch psycholoog,
maar niet binnen een beroepstitel van psychotherapeut als afzonderlijk
beroep. Er is ook geen enkele reden waarom de klinische psychologie en de
psychotherapie nu samen moeten geregeld worden. Er is in dit land een juridisch
vacuum waarin duizenden zorgverleners reeds veertig jaar betrokken zijn. Als
onze groep nu komt tot een wettelijke regeling voor een groot gedeelte van hun
taken, dan wil dat niet zeggen dat er nu plots een heksenjacht zal komen en dat
al de anderen die actief zijn op dat terrein nu plots vogelvrijverklaard zullen
worden. Ons land zit zo niet in elkaar. Na de klinisch psychologen, seksuologen
en orthopedagogen moet er ook voor andere groepen aan wetgeving gewerkt worden,
maar men moet geen eenheidsstatuut toekennen voor groepen met sterk
verschillende opleiding.
Nieuwe publieke stellingnamen
In
februari 2005 werd vooral in het Franstalig landsgedeelte een plate-forme tekst
verspreid, een soort motie ten voordele van het wetsvoorstel Mayeur e.a.
Dikwijls werd de tekst ook vergezeld van een artikel van Dohmen over
het wetgevend werk betreffende 'le monde psy'.
De
werkgroep klinische psychologie in de schoot van de BFP-FBP boog zich terug
over het wetgevend werk en formuleerde op 23.03.2005 een standpunt
dat op 13.04.2005 verspreid werd.
Op 04.10
2005 stelde senator De Roeck een schriftelijke
vraag in de senaat, op 10.05.2005 stelde volksvertegenwoordiger Goutry van
de CD&V binnen de Commissie volksgezondheid van de Kamer een vraag
aan de minister en op 16.06.2005 stelde senator Nyssens van de CDH in de plenaire
vergadering van de senaat een mondelinge
vraag aan minister Demotte over het wetgevend werk.
In de Libre
Belgique van 15.09.2005 lezen we dat Minister Demotte de intentie zou
hebben om in de loop van oktober 2005 een ontwerp voor te leggen op de
ministerraad.
Met het vooruitzicht
op nieuwe wetsontwerpen en wetsvoorstellen is het belangrijk om inzicht te
hebben in de structuur van KB78 en zo te begrijpen waarom bepaalde zinssneden
essentiëel moeten voorkomen in een wetsontwerp of wetsvoorstel wil men een
autonome beroepsuitoefening voor psychologen garanderen.
Wanneer een minister
een wetsontwerp voorbereidt, consulteert hij steeds de universiteiten en de
beroepssector. Het is gebruikelijk dat deze voorontwerpen niet gepubliceerd
worden. In 2004 werd dit doorbroken door de APPPsy die de ontwerpen van de
minister publiceerde op de website Forumpsy.
Nu stellen we vast
dat de ucl het initiatief nam om het voorontwerp publiek te maken via haar
website.
De KlinPsy-site
heeft zich steeds gehouden aan de regel van discretie. Nu we op 29.09.2005
ontdekken dat de tekst toch vrijgegeven werd door anderen, zijn we van mening
dat het niet enkel de Franstaligen zijn die inzage moeten krijgen. U kunt het
voorliggend ontwerp lezen onder deze link.
Wie dit KlinPsy-dossier hierboven gelezen heeft weet dat deze site helemaal
niet kan akkoord gaan met het voorliggend voorontwerp. Meer gedetailleerde
bespreking in dit dossier volgt zodra we de definitieve ontwerptekst hebben.
Een eerste evaluatie
van het voorontwerp kunt u alvast vinden in het artikel in De Maere van
03.10.2005.
Er is ook een reactie van de Faculteit Psychologische en Pedagogische
wetenschappen van de Universiteit
Gent en de Universiteit
Leuven.
Op 21.10.2005
publiceerde ook de Psychologencommissie haar standpunt.
Op 25.10.2005
informeerde Volksvertegenwoordiger Goutry via een vraag
in de Kamercommissie Volksgezondheid naar de stand van zaken inzake de
wetgeving betreffende de psychosociale beroepen.
In De Maere van
31.10.2005 werd de tegenstelling besproken tussen de intenties die de minister
verkondigde in de Kamercommissie Volksgezondheid en het weinige dat men ervan
terugvindt in het wetsontwerp dat door zijn kabinet wordt voorbereid. Verder
werd de onwerkbare juridische structuur besproken van de toevoeging in KB78 van
de praktijk van geestelijke gezondheidszorg naast de geneeskunde met heel wat
overlappingen en kunstmatige scheidingslijnen.
In reactie hierop werd
dan in De Maere van 14.11.2005 de denkpiste uitgewerkt waarop dit
KlinPsy-dossier reeds alludeerde toen op 27.03.2002 het eerste wetsvoorstel
Mayeur gepubliceerd werd, namelijk de weg van de positieve definitie van wat
geneeskunde is.
Volgens dit voorstel
van de KlinPsy-site is de maatschappij even goed beveiligd tegen onbevoegden
als nu. De psychologen krijgen autonomie in hun beroepsbeoefening en de huidige
competenties van de artsen blijven onaangeroerd. Het wetsvoorstel
Gilkinet-Descheemaeker is erin geïntegreerd wat garanties biedt aan de patiënt
voor een multidisciplinaire samenwerking van competente gezondheidszorgers.
Geen enkel beroep moet ingedeeld worden bij de ‘lichamelijke’ of ‘geestelijke’
gezondheidszorg. Er is eventueel ruimte voor reglementering via bijkomende
kamers binnen de wetgeving op de niet-conventionele praktijken. Men kan die
gebieden reglementeren waarover er reeds maatschappelijke consensus is, zonder
dat er vooraf consensus moet zijn over het hele kader. De structuur van KB78
wordt eenvoudiger in plaats van onwerkbaar ingewikkeld. Via dit voorstel kan
het wetsvoorstel Vandenberghe aangepast worden zodat aan de bezorgdheden van de
voorstanders van het wetsvoorstel Mayeur en het wetsontwerp Demotte
tegemoetgekomen wordt maar dan binnen een eenvoudige en werkbare regelgeving.
Op 15.11.2005
Schreef de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie volgende brief
naar minister Demotte.
Ook de UCL
publiceerde op 29.11.2005 haar Analyse provisoire du projet de loi
relatif à la réglementation de l'exercice des professions de santé mentale.
Tot december 2005
hebben de klinisch psychologen vruchteloos overlegd met het kabinet Demotte om
het wetsontwerp bij te sturen. De onderhandelingen zijn uiteindelijk gestrand.
Op 09.01.2006
schreef de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten een brief
naar de voorzitter van de Senaatscommissie Sociale aangelegenheden. Deze werd
later op het internet gepubliceerd, ook op de site van de Vereniging van
Vlaamse Huisartsen.
Naar aanleiding van
twee verschillende vragen
in de Kamercommissie Volksgezondheid op 08.02.2006 vertelt Minister Demotte
iets over de stand van zaken inzake de wetgeving op de klinische psychologie en
andere nieuwe gezondheidszorgberoepen.
De Werkgroep
Klinische Psychologie – Groupe de Travail Psychologie Clinique die sedert 2000
een groep deskundigen verzamelt uit beide taalgroepen, uit de beroepswereld en
uit de academische wereld, werkte nadien een compromisvoorstel uit: De derde
Weg. Dit voorstel werd op 20.02.2006 goedgekeurd door de Belgische Federatie
van Psychologen – Federation Belge de Psychologues.
Zoals in het begin
van dit dossier werd uitgelegd, worden de gezondheidszorgberoepen in België
geregeld via KB78. Kort samengevat is de basisstructuur dat alle
gezondheidszorgen bij de mens het terrein zijn van de artsen en dat er dan voor
de andere gezondheidszorgberoepen uitzonderingen worden gemaakt zodat ook zij
op delen van het terrein kunnen actief zijn, hetzij autonoom, hetzij onder
gezag en toezicht.
De eerste weg
om de nieuwe beroepen te regelen is deze die gevolgd werd door het wetsontwerp
Aelvoet/Tavernier, later overgenomen in het wetsvoorstel Vandenberghe
e.a., ingediend in de Senaat. Ook voor de nieuwe beroepen wordt de
‘uitzonderingsformule’ gebruikt. Het is langs die weg mogelijk om autonome
beroepsbeoefening aan de klinisch psychologen e.a. te garanderen (met
implicatie van aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid tot verwijzing). Het
is niet nodig om te sleutelen aan de wetgeving betreffende de geneeskunde. De
psychologen e.a. staan vooraan in KB78 bij de autonome beroepen. Ze hebben
eigen erkenningscriteria en eigen Organen. Wel is het zo dat via de
‘uitzonderingsformule’ er in de wetgeving een zekere symboliek blijft steken
dat de klinisch psychologen geduld worden op terrein van de arts en dat er
wordt gesuggereerd dat de arts alle competenties heeft van de psycholoog (maar
die had die al sedert 1967 !). Voor sommigen was dit voldoende om in 2003 de voorliggende
wetsontwerpen te kelderen.
Onder invloed van
Franstalige therapieverenigingen, gesteund door de PS, heeft minister Demotte
dan de tweede weg bewandeld, die was voorgesteld in het wetsvoorstel
Mayeur e.a. in de Kamer, later overgenomen door Cornil
en Vienne in de Senaat. In analogie met wat gebeurde in verband met de
niet-conventionele praktijken, wordt volgens deze denkpiste een nieuw soort
praktijk gedefiniëerd naast de geneeskunst, namelijk de geestelijke
gezondheidszorg. Deze denkpiste is niet haalbaar om verschillende redenen
waarvan we er hier enkele aanhalen. Vooreerst is dergelijke cartesiaanse
opsplitsing van ziel en lichaam een wetenschappelijk achterhaald concept.
Verder leidt het tot enorme overlappingen in de wetgeving omdat beroepen die
reeds wettelijk geregeld zijn, opnieuw wettelijk geregeld worden binnen een
andere soort praktijk. Verder worden er nieuwe kunstmatige en onwerkbare
scheidingslijnen gecreëerd, die de kwaliteit van de zorgverlening niet
bevorderen. Tenslotte is het ook vanuit puur wetgevingsstandpunt een denkpiste
die leidt tot interne inconsistenties in KB78 zelf. Naast het feit dat de
denkpiste van een afzonderlijke praktijk niet werkbaar is, was het wetsontwerp
onaanvaardbaar omwille van de bepalingen die erin voorkwamen inzake definitie,
autonomie en beroepsorganisatie van de klinische psychologie zelf. In
tegenstelling met wat men van een socialistische partij zou mogen verwachten
biedt het ontwerp geen garanties naar betaalbare kwaliteitszorg voor alle
lagen van de bevolking, maar speelt het voluit de kaart van private
therapieverenigingen, zonder afdoende kwaliteitsgarantie.
Omdat de eerste weg
onaanvaardbaar was voor de Parti Socialiste en omdat de tweede weg niet
werkbaar was en ook niet nastrevenswaardig, niet in het minst omwille van het
voorbijgestreefd wetenschappelijk concept en zwakke kwalteitsgarantie, werd een
compromisvoorstel uitgewerkt: de derde weg. De sterke punten uit de eerste
en de tweede weg werden op een werkbare wijze gebundeld.
Via een voorstel
tot amendement op het wetsvoorstel Vandenberghe e.a. wordt gemaakt dat de
uitoefening van de klinische psychologie, de klinische seksuologie en de
klinische orthopedagogiek kan ingeschreven worden in KB78, zonder dat daar
inconsistenties ontstaan, zonder verwijzing naar de gebiedsomschrijving van de
geneeskunde en zonder dat er een nieuw soort praktijk van de geestelijke
gezondheidszorg dient gedefinieerd te worden. Dit kan via de positieve
definitie van wat geneeskunde is.
Een beetje
vereenvoudigd kan men het zo begrijpen:
- In 1967 wilde
men de maatschappij beschermen tegen gezondheidszorgen door onbevoegden en ook
de uitoefening van de geneeskunde regelen. Men heeft dat gedaan door te zeggen
dat wie diagnostiek en behandeling doet van een mens en geen arts is onwettige
uitoefening van de geneeskunde doet.
- Volgens de
derde weg zegt men dat niemand gezondheidszorgen mag toedienen aan een mens als
hij niet in KB78 staat of in de wet op de niet-conventionele praktijken. In het
kader van het bevorderen van de multidisciplinariteit en als beveiliging tegen
onbevoegdheid van gezondheidszorgers zelf wordt eraan toegevoegd dat men de
patiënt moet adviseren een terzake competente gezondheidszorger te raadplegen
telkens wanneer de hulpvraag waarvoor de tussenkomst wordt gevraagd de eigen
competentie overschrijdt. En dan wordt voor elk beroep opgesomd wat de
erkenningscriteria zijn en wat de bevoegdheden.
Op die wijze
worden de goede elementen van het voorstel Vandenberghe bewaard, worden de
nieuwe beroepen op een parallelle wijze toegevoegd zoals bij het ontwerp
Demotte en het voorstel Mayeur en wordt er niets veranderd aan de bevoegdheden
van de artsen.
Wat dan de
regeling van de uitoefening van de psychotherapie betreft, wordt duidelijk
geopteerd voor de uitvoering van het advies
nr 7855 van 13/07/2005 van de Hoge
gezondheidsraad die de uitoefening van de psychotherapie wil geregeld zien
via bijzondere beroepstitels van gezondheidszorgberoepen op master niveau. Dat
is ook de visie van de European Federation of
Psychologists’ Associations die 200000 leden vertegenwoordigt (in mei 2005
waren er in Europa 293000 psychologen).
Psychotherapie is
één van de mogelijke taken van een gezondheidszorger. Psychotherapie vereist
verdere bekwaamheden. Naast psychotherapie zijn er nog andere speciale
bekwaamheden, zoals gespeciali-seerde diagnostiek, gespecialiseerd advies,
neuropsychologie, psychofysiologie, deskundigenonderzoek, ergologie…..
Specialisatie
inzake psychotherapie wijzigt de diagnostische competentie niet. De beoefenaar
behoudt de diagnostische bevoegdheid van het basisberoep, maar verkrijgt
autonome psychotherapeutische bevoegdheid. Er wordt afstand gedaan van een
uniform beroepsprofiel van ‘de psychotherapeut’.
Een tekst met
uitvoeriger uitleg over de derde weg, samen met het voorstel voor amendement en
een voorstel voor regeling van de psychotherapie via speciale beroepstitels,
kan men hier
lezen.
Op
16.03.2006 kwamen er in de plenaire senaat vragen
van enkele senatoren over de stand van zaken.
Om de
derde weg naar een hedendaagse organisatie van de gezondheidszorgberoepen op
een eenvoudige wijze en in directe taal duidelijk te maken werd een
afzonderlijke site gemaakt. http://users.online.be/allemeesch/3w/
Er is ook een Franstalige versie http://users.online.be/allemeesch/3v/index.htm
.
Op
26.04.2006 organiseerde minister Demotte een symposium met als titel "De
Geestelijke Gezondheid: een essentiële sector die erkend moet worden". De
inleidende voordracht
van de minister is hier te lezen. De Belgische Federatie van Psychologen nam
daar volgend standpunt
in.
Een verslag
over het symposium verscheen in De Maere van 01.05.2006. Via dit verslag kan
men een aantal teksten van de sprekers raadplegen. Voor een aantal andere kan
men terecht bij Squiggle.
De interventie van Prof. Corveleyn van de KUL is hier
te lezen.
Ook
senator Vandenberghe publiceerde een persmededeling.
Deze tekst
verscheen ook in het frans op de site van de Franstalige ziekenhuispsychologen.
Op
donderdag 4 mei 2006 was er in de plenaire Senaat een Mondelinge
vraag van de heer Lionel Vandenberghe aan de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid over «het gevolg dat wordt gegeven aan een colloquium
inzake geestelijke gezondheidszorg dat de minister op 26 april heeft
georganiseerd»
Op 23 mei
2006 was er in de Commissie Volksgezondheid van de Kamer een interpellatie
van volksvertegenwoordiger Goutry.
Op 30 mei
2006 konden we beschikken over de tekst van het amendement dat Senator Vandenberghe
op zijn eigen wetsvoorstel indient om het ideeëngoed van de derde weg te
realiseren. De tekst kunt u hier
lezen.
(Bij de
drukker is er in de Nederlandstalige versie een zinnetje de mist ingegaan op
pagina 4. Dat wordt nog in orde gebracht. Na de eerste paragraaf op pagina 4
moet volgende zin toegevoegd worden: " « Art. 21duodevicies. — § 1. De
klinische psychologie wordt uitgeoefend door de houder van een erkenning
toegekend door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
"
Op 13
december 2006 waren er in de Commissie Volksgezondheid van de Kamer opnieuw vragen
naar de stand van zaken vanwege de volksvertegenwoordigers Goutry en Vautmans.
Minister Demotte verklaarde dat zijn ontwerptekst op de
interkabinettenvergaderingen wordt besproken en dat hij hoopt nog voor het
einde van de legislatuur een tekst op de ministerraad te kunnen voorleggen.
Op 21 december 2006 heeft het
Nationaal Comité voor Psychologische Wetenschappen van de Koninklijke Academie
van België een schrijven gericht aan Minister van
Volksgezondheid Demotte betreffende zijn wetsontwerp inzake de reglementering
van de geestelijke gezondheidszorgberoepen. Ze stellen dat het initiatief om
een aantal nieuwe beroepen te regelen tegemoet komt aan een noodzaak, maar ze
hebben kritiek op de wijze waarop hij het wil doen. Ze kanten zich tegen de
afsplitsing van de geestelijke gezondheidszorg van de algemene gezondheidszorg.
Ze willen dat elk beroep afzonderlijk ingeschreven wordt in KB78 en dat elk
beroep een eigen Nationale Raad heeft. De autonome beroepsuitoefening dient
voor de klinisch psychologen te worden gegarandeerd. Volledig in de lijn van
het advies van de Hoge Gezondheidsraad wordt de psychotherapie gezien als een
specialisatie van gezondheidszorgberoepen met een vooropleiding op
masterniveau. Er wordt gevraagd om prioritair werk te maken van de erkenning
van klinisch psychologen, orthopedagogen
en seksuologen en de psychotherapie pas te regelen in een tweede beweging, als
specialisatie van gezondheidszorgberoepen.
Op 13.03.2007 vroeg
volksvertegenwoordiger Goutry in de Kamercommissie volksgezondheid aan minister
Demotte hoe de stand van zaken was.
Op 15.03.2007 schreef de Belgische Federatie van
Psychologen een brief
naar de top
van de Belgische regering en de voorzitters van de politieke partijen om hun
standpunt te vragen over het wetgevend werk inzake klinische psychologie en
psychotherapie.
Eind april 2007 werd het
Belgische Parlement ontbonden met het oog op de nieuwe federale verkiezingen
van 10 juni 2007.
Het wetgevend werk in verband met
de uitoefening van de klinische psychologie werd daardoor zonder resultaat
afgebroken.
De derde ronde
Op 17.07.2007 hebben
senator Vienne,
Mahou en Zrihen in de Senaat opnieuw een wetsvoorstel ingediend dat een
kaderwet wil bieden voor de regeling van de geestelijke
gezondheidszorgberoepen. Het voorstel igt in de lijn van het voorstel van
Mayeur en co van de vorige legislatuur, maar maakt dat er nog meer zaken
geregeld moeten worden via afzonderlijke KB's. Zo worden de bevoegdheden van de
klinisch psychologen niet meer vermeld in de wet zelf.
Op 30.04.2008 werd
hetzelfde voorstel ook ingediend in de Kamer door Mayeur,
Burgeon, Lambert en Cornil.
Op 10.07.2008 werd
in de Kamer een wetsvoorstel ingediend door Goutry,
Muylle, Van Daele, Schyns en Dallemagne en op 16.07.2008 in de Senaat door Elsen,
Beke, Delvaux en Lanjri voor
de regeling van de uitoefening van de klinische psychologie, klinische
seksuologie en klinische orthopedagogiek. Deze voorstellen volgen de denkpiste
van De derde Weg.
![]()
Werkers in de
gezondheidszorg kunnen zich naast hun basisopleiding ook nog verder bekwamen,
onder andere in de psychotherapie en de counseling. Er is een enorm groot palet
in soorten opleiding. Op onze pagina KlinPsy-Opleiding
proberen we een overzicht te geven van opleidingen waarvan we vermoeden dat ze
degelijk zijn. Uiteraard zijn er nog een reeks degelijke opleidingen die we nog
niet vermelden, soms gewoonweg omdat ze niet op het net staan, of omdat we ze
nog niet ontdekt hebben op het net. Maar er bestaan ook heel wat opleidingen
waarvan kan getwijfeld worden aan de wetenschappelijke onderbouwing.
Het is duidelijk dat
de combinatie van een zeer grote variatie in basisopleidingen met een groot
palet aan therapieopleidingen resulteert in nog een groter verscheidenheid aan
competenties. En dan spreken we uiteraard nog niet over het onderscheid tussen
het behalen van een attest en de effectieve beroepsbekwaamheid, en dit in de
twee richtingen.
Bob Cools, toenmalig
voorzitter van de Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen, publiceerde in
De Standaard van 17.11.1998 een opiniestuk Psychotherapeut heeft nood aan statuut.
Op 3 juli 2000 was
er in de Kamer een schriftelijke vraag van Mw
Yolande Avontroodt, VLD aan de
Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu
Volksgezondheid betreffende de psychotherapeuten
(Vraag 151, pag 4893, pdf-pag 51)
Het ministerie van
Volksgezondheid was bezorgd om die materie en publiceerde in november 2000
reeds een omzendbrief 'Kwaliteitsgarantie voor de patiënt als uitgangspunt voor
de regeling van nieuwe gezondheidsberoepen'.
Een historisch overzicht van de discussie
rond psychotherapie is te lezen in Bob Cools: Psychotherapie
en counseling: historiek en toekomst van een publiek debat.
In het jaar 2000 nam
het ministerie van volksgezondheid een initiatief om de titel van psychotherapeut
en counselor
te gaan beschermen. Ruwweg geschetst zou men de opleiding voor psychotherapie
openstellen voor psychiaters en klinisch psychologen en de opleiding voor
counselor voor dezelfde groepen, aangevuld met een aantal andere licentiaten en
graduaten. Daar kwam heel wat protest tegen.
Op 27 april en 18
mei 2001 organiseerde de Julie Renson Stichting een Beurs Therapeutische
Opleidingen en debatten rond de wettelijke regeling van psychotherapie en
counseling (27 april 2001 en 18 mei 2001) Via de wat onduidelijke navigatie in de linker
groene marge, kan men de Introductie, Debatten, Reacties, Conclusies en
Resultaten raadplegen.
Bij deze discussie
mogen we niet voorbijgaan aan de tekst van de European
Federation of Psychologists Associations betreffende de Training Standards for
Psychologists specializing in Psychotherapy.
In een tekst van het
cabinet van Volksgezondheid van 30.01.2002 lezen we: “Momenteel wordt een voorontwerp van wet
voorbereid waarin de toegang tot de psychotherapie wordt verbreed tot alle
beroepsgroepen van het Hoger Onderwijs voor zover ze na hun basisopleiding tevens
een welomschreven vooropleiding (theoretische vakken + klinische stage) en
bovendien een specifieke psychotherapeutische opleiding hebben gevolgd.”
Op 09.09.2002
publiceert het kabinet van Volksgezondheid een voorstel van wetsontwerp over de
uitoefening van de psychotherapie. Er wordt uitdrukkelijk bij vermeld dat “Deze
tekst wordt als voorstel van wetsontwerp door het kabinet Volksgezondheid ter
discussie voorgelegd op interkabinettenvergaderingen. De tekst is dus niet
definitief en kan nog wijzigen alvorens deze aan de ministerraad wordt
voorgelegd.”
Op 23.10.2002
publiceert de BFP het verslag
van de commissie psychotherapie.
Op 07.11.2002
verschijnt de tekst van het wetsontwerp op de website van Volksgezondheid.
Op 29.11.2002 is er
een persbericht
van de Belgische Regering dat het wetsontwerp inzake psychotherapie naar de
Raad van State wordt gestuurd voor advies binnen de drie dagen.
Op 19 december 2002
publiceren de drie decanen van de Vlaamse Faculteiten Psychologie en
Pedagogische Wetenschappen hun gezamenlijk standpunt
over de wetsontwerpen.
Op 20.12.2002 is er
een persbericht
van de Belgische Regering dat het wetsontwerp inzake psychotherapie mag worden
ingediend bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
In januari 2003 werd
het ontwerp dan ingediend in de kamer:
(dossier 50K2224 –
start 14.01.2003)
Op 19 maart 2003
waren er hoorzittingen in de Kamercommissie Volksgezondheid. Van een aantal
personen is de tekst beschikbaar: De
Meulemeester, Mampuys,
Van
Broeck, Corveleyn,
Missiaen.
Op 1 april 2003
verscheen een studie van Testaankoop Psychotherapieën op de
divan : de ervaring van 14 000 patiënten.
Begin april 2003 publiceert de FOD Volksgezondheid een rapport uit januari 2003
over het onderzoeksproject : Beroepsprofiel van de
psychotherapeut in België.
Met het oog op
nieuwe verkiezingen werd het parlement ontbonden op 8 april 2003. Het wetgevend
werk rond de psychotherapie wordt voor onbepaalde tijd verdaagd.
Bij het begin van de
51ste zitting van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers
werden na korte tijd een paar wetsvoorstellen ingediend door ECOLO.
Het betreft
enerzijds een herindienen van het wetsvoorstel Gilkinet en Descheemaeker, maar
nu door kamerlid Gerkens:
(dossier 51K0028 –
ECOLO – 25.06.2003)
Anderzijds is er het
(dossier 51K0232
– ECOLO – 29.09.2003)
Om een bijdrage te
leveren tot de oplossing inzake wettelijke regeling van de psychotherapie heeft
deze site in het KlinPsy-magazine De
Maere van 15.09.2003 een suggestie gedaan in de richting van een regeling
van de psychotherapie als bijzondere beroepstitel per beroep en niet als
afzonderlijk beroep.
Op 03.03.2004 dient
de Parti Socialiste in de Kamer een gewijzigde
versie van het wetsvoorstel Mayeur in. Op 08.07.2004 dienen de senatoren
Cornil en Vienne van de PS, in de Senaat een wetsvoorstel
in dat identiek is.
Binnen deze context
kan het nuttig zijn te volgen wat er op Europees
vlak gebeurt.
In
februari 2005 werd vooral in het Franstalig landsgedeelte een plate-forme tekst verspreid,
een soort motie ten voordele van het wetsvoorstel Mayeur e.a. Dikwijls werd de
tekst ook vergezeld van een artikel
van Dohmen over het wetgevend werk betreffende 'le monde psy'.
De
werkgroep klinische psychologie in de schoot van de BFP-FBP boog zich terug
over het wetgevend werk en formuleerde op 23.03.2005 een standpunt
dat op 13.04.2005 verspreid werd.
Op
04.05.2005 gaf Minister
Demotte een Speech
op de Algemene Vergadering van de Hoge Gezondheidsraad. Daarin zei hij: "
Ik bestudeer eveneens de mogelijkheid om verscheidene beroepen op het gebied
van de geestesgezondheid te erkennen, vooral wat betreft de psychologen. In dit
verband heb ik met veel interesse opgemerkt dat een werkgroep bestaande uit
multidisciplinaire deskundigen uit de verschillende therapierichtingen op het
ogenblik op de Raad werkzaam is om de laatste hand te leggen aan een rapport
over het specifieke gebied van de psychotherapieën." Meer informatie over die werkgroep die zich
met psychotherapie bezig houdt is te vinden in het Jaarverslag
2004 van de Hoge Raad (pdf-pag 11).
Op
14.06.2005 verschijnt er in de Libre Belgique een artikel
met interview van de directeur van de Ligue bruxelloise francophone pour la santé mentale. Spijtig dat mensen die
in de krant schrijven na vier jaar kennelijk niet de tijd hadden om de
voorliggende wetsvoorstellen te lezen.
De
Hoge Gezondheidsraad publiceerde een advies:
Psychotherapieën:
definities, praktijk, erkenningsvoorwaarden waarin duidelijk gesteld wordt dat
psychotherapie een gespecialiseerde opleiding is van een gezondheidswerker met
een basisdiploma op masterniveau.
Wanneer een minister
een wetsontwerp voorbereidt, consulteert hij steeds de universiteiten en de
beroepssector. Het is gebruikelijk dat deze voorontwerpen niet gepubliceerd
worden. In 2004 werd dit doorbroken door de APPPsy die de ontwerpen van de
minister publiceerde op de website Forumpsy.
Nu stellen we vast
dat de ucl het initiatief nam om het voorontwerp publiek te maken via haar
website.
De KlinPsy-site
heeft zich steeds gehouden aan de regel van discretie. Nu we op 29.09.2005
ontdekken dat de tekst toch vrijgegeven werd door anderen, zijn we van mening
dat het niet enkel de Franstaligen zijn die inzage moeten krijgen. U kunt het
voorliggend ontwerp lezen onder deze link.
Wie dit KlinPsy-dossier hierboven gelezen heeft weet dat deze site helemaal
niet kan akkoord gaan met het voorliggend ontwerp. Meer gedetailleerde
bespreking volgt binnenkort.
Besprekingen van het
wetsontwerp Demote zijn te vinden in artikels in De Maere van 03.10.2005,
en later van 31.10.2005, 14.11.2005 en 12.12.2005.
Er is ook een
reactie van de Faculteit Psychologische en Pedagogische wetenschappen van de Universiteit
Gent en de Universiteit
Leuven.
Op 25.10.2005
informeerde Volksvertegenwoordiger Goutry via een vraag
in de Kamercommissie Volksgezondheid naar de stand van zaken inzake de
wetgeving betreffende de psychosociale beroepen.
Op 15.11.2005
Schreef de Vlaamse Vereniging voor psychiatrie volgende brief
naar minister Demotte.
Op de website van
squiggle werd de versie van
28.11.2005 van het wetsontwerp Demotte gepubliceerd. In die versie zou men
opnieuw toelaten dat de klinisch psychologen handelingen stellen op het domein
van de diagnostiek en de behandeling, maar niet autonoom (in tegenstelling met
de mensen die een therapieopleiding van 500 contacturen volgden bovenop een
graduaat).
Tot december 2005
hebben de klinisch psychologen vruchteloos overlegd met het kabinet Demotte om
het wetsontwerp bij te sturen. De onderhandelingen zijn uiteindelijk gestrand.
Op 09.01.2006
schreef de Belgische Vereniging van Artsensyndicaten een brief
naar de voorzitter van de Senaatscommissie Sociale aangelegenheden. Deze werd
later op het internet gepubliceerd, ook op de site van de Vereniging van
Vlaamse Huisartsen.
Op 18.01.2006 was er
een reactie van het
Syndicaat van Vlaamse Huisartsen op het wetsontwerp Demotte.
Naar aanleiding van
twee verschillende vragen
in de Kamercommissie Volksgezondheid op 08.02.2006 vertelt Minister Demotte
iets over de stand van zaken inzake de wetgeving op de psychotherapie.
De Werkgroep
Klinische Psychologie – Groupe de Travail Psychologie Clinique die sedert 2000
een groep deskundigen verzamelt uit beide taalgroepen, uit de beroepswereld en
uit de academische wereld, werkte nadien een compromisvoorstel uit: De derde
Weg. Dit voorstel werd op 20.02.2006 goedgekeurd door de Belgische Federatie
van Psychologen – Federation Belge de Psychologues. Voor de bespreking van deze
derde weg verwijzen we naar vorige rubriek over de
wettelijke regeling van de klinische psychologie.
De derde weg biedt
een directe oplossing voor de wettelijke regeling van de klinische psychologie,
de klinische seksuologie en de klinische orthopedagogie.
Wat dan de
regeling van de uitoefening van de psychotherapie betreft, wordt duidelijk
geopteerd voor de uitvoering van het advies
nr 7855 van 13/07/2005 van de Hoge
gezondheidsraad die de uitoefening van de psychotherapie wil geregeld zien
via bijzondere beroepstitels van gezondheidszorgberoepen op master niveau. Dat
is ook de visie van de European Federation of
Psychologists’ Associations die 200000 leden vertegenwoordigt (in mei 2005
waren er in Europa 293000 psychologen).
Psychotherapie is
één van de mogelijke taken van een gezondheidszorger. Psychotherapie vereist
verdere bekwaamheden. Naast psychotherapie zijn er nog andere speciale
bekwaamheden, zoals gespecialiseerde diagnostiek, gespecialiseerd advies,
neuropsychologie, psychofysiologie, deskundigenonderzoek, ergologie…..
Specialisatie
inzake psychotherapie wijzigt de diagnostische competentie niet. De beoefenaar
behoudt de diagnostische bevoegdheid van het basisberoep, maar verkrijgt
autonome psychotherapeutische bevoegdheid. Er wordt afstand gedaan van een
uniform beroepsprofiel van ‘de psychotherapeut’.
Een tekst met
uitvoeriger uitleg over de derde weg, samen met het voorstel voor amendement en
een voorstel voor regeling van de psychotherapie via speciale beroepstitels,
kan men hier
lezen.
Op 22.02.2006
publiceert de Fédération des associations belges de psychanalyse - Federatie
van belgische psychoanalytische verenigingen een open
brief waarin ze opkomen voor een specifieke erkenning van de psychoanalyse.
In de open brief distantiëren men zich van de “psychiaters, psychologen en een
aantal beroepen die in de praktijk met kwesties van de geestelijke gezondheid geconfronteerd
worden”. Ze willen een specifieke erkenning van de psychanalyse als
afzonderlijke discipline en als psychotherapiemethode. Dit betekent dat ze
terugkomen op het standpunt dat ze vorige zomer innamen samen met de andere
therapierichtingen in het advies van de Hoge Gezondheidsraad. Daar was de
consensus dat psychotherapie een specialisatie was van een
gezondheidszorgberoep op master-niveau. Opvallend is ook dat er bij de
ondertekenaars heel wat voortrekkers zitten van het ‘plate-forme van
therapieverenigingen’ waarvan ze zich zich nu kennelijk distantiëren. Nog meer
opvallend is dat men schrijft dat men ten zeerste betreurt dat men ‘nauwelijks
bij het voorbereidend overleg betrokken’ werd, terwijl er bij de ondertekenaars
mensen staan die bij elk overleg op het kabinet aanwezig waren om dan nog maar
te zwijgen over het feit dat het ontwerp Demotte overvloedig geïnspireerd werd
door het wetsvoorstel Mayeur waarvan de beïnvloeding door de APPPsy
geen geheim is. Lees ook dit.
In het begeleidend schrijven bij de petitie en de open brief stellen de
initiatiefnemers dat de open brief uitgaat van “L’ensemble des associations
belges de psychanalyse”. Er zijn alvast belangrijke Vlaamse Verenigingen die
niet bij de ondertekenaars staan. Het zou nuttig zijn te weten of dezen zich
distantiëren. We nemen er verder nota van “dat in België al meer dan vijftig
jaar wetenschappelijke verenigingen voor psychoanalyse bestaan”.
Op 22.02.2006
verscheen er in La dernière Heure een artikel “Combattre les
charlatans”. Hoe waardevol de bezorgdheden van de minister ook zijn, het is
toch wel opmerkelijk hoe een wetgevingsproject kan verschuiven. De klinisch
psychologen namen het initiatief om de uitoefening van hun beroep wettelijk te
regelen. Men heeft dat gekoppeld aan de regeling van de klinische seksuologie
en de klinische orthopedagogiek. De goedkeuring daarvan werd dan politiek
gekoppeld aan een wetgeving van de psychotherapie. En uiteindelijk wordt nu
ook al de aanpak van sekten en genezers erbij gehaald.
Zou het niet zinvol
zijn om een goede wet te maken betreffende de uitoefening van de klinische
psychologie, de klinische seksuologie en de klinische orthopedagogiek en dan
een regeling te maken voor de psychotherapie via bijzondere beroepstitels. Het
kan een aansporing zijn voor andere beroepen die gezondheidszorgen leveren om
ook hun beroep wettelijk te regelen en eventueel te voorzien in bijzondere
beroepstitels.
En wat de aanpak van
genezers en charlatans betreft, is er ooit in 1967 een KB78 geschreven dat
onwettige uitoefening van geneeskunde verbiedt… Als die bestaande wetgeving nu
niet bruikbaar is voor de aanpak van grove overtredingen dan zal een wettelijke
reglementering van de psychotherapie dat later ook niet zijn. Overigens, welke
weg men ook gaat bij de wettelijke regeling van de psychotherapie, voordat men
zover gekomen is dat de individuele registratie van elke psychotherapeut op
punt staat zodat men onwettige uitoefening van de psychotherapie als basis kan
gebruiken voor vervolging, zijn we, alle geruchten ten spijt, weeral een kleine
tien jaar verder.
Academisch gevormde
klinisch psychologen worden geschaad door een maatschappelijk debat dat hun
gerechtvaardigd verlangen voor een wettelijk statuut steeds opnieuw koppelt aan
de problematiek van heel de middeleeuwse jaarmarkt van allerlei kwakzalvers en
genezers, en aan de aanpak van sekten. Uiteindelijk hebben de klinisch
psychologen daar net zo weinig mee te maken als elk ander beroep.
En de aanpak van
sekten vraagt een afzonderlijke en uitgebreider wetgeving dan de regeling van
de psychotherapie. Als de sekteleiders zich uitgeven als genezers of
psychiaters kan men met de bestaande wetgeving inzake geneeskunde optreden als
men wil. Als ze zich uitgeven als psychologen kan men ze vervolgen op basis van
de titelbescherming van de psychologen. Als ze zich uitgeven als religieuzen
zal men met de op handen zijnde wetgeving ook niets kunnen doen. Pas als de
sekte zich uitgeeft als psychotherapievereniging en de leiders zich ten onrechte
als psychotherapeuten uitgeven is er inderdaad een raakvlak met het actuele
wetgevend werk. In zijn ontwerp
kent de minister een grote rol toe aan de beroepsverenigingen die bevoegd
worden voor opleiding en erkenning van de psychotherapeuten. In zijn antwoord
van 08.02.2006 in de Kamercommissie Volksgezondheid stelt hij dat die
beroepsverenigingen een belangrijke rol zullen spelen in de strijd tegen de
sekten. Opleiding onder controle van universiteiten en regelgeving en controle
door de overheid lijkt dan toch een veiliger weg. Het is net alsof men de
verkeersregelgeving in handen zou geven van automobilistenbonden. Er zullen er
nogal wat ontstaan. Privaat initiatief inzake regelgeving kan helpen als de
overheid tekortschiet, maar de overheid moet haar tekortschieten niet actief
gaan plannen.
Op
16.03.2006 kwamen er in de plenaire senaat vragen
van enkele senatoren over de stand van zaken.
Op
26.04.2006 organiseerde Minister Demotte een Symposium met als titel "De
Geestelijke Gezondheid: een essentiële sector die moet erkend worden". Een
bespreking daarvan is te lezen in De Maere van 01.05.2006. Vanuit die
bespreking kan men doorklikken naar een aantal teksten die toen gebracht
werden. Op de site van Squiggle
zijn er nog een paar bijkomende teksten terug te vinden. De interventie van
Prof. Corveleyn van de KUL is hier
te lezen.
De
gedragstherapeuten die op het Symposium niet eens vertegenwoordigd waren hebben
op 28.04.2006 een persmededeling gegeven: "Contestation du
projet de loi r.demotte sur la sante mentale". Meteen is ook duidelijk
dat de scheidingslijn voor de ondersteuning van het wetsontwerp Demotte niet op
de taalgrens ligt.
Vermelden
we ook dat het Platform nu een
eigen website heeft. Dat ze andere standpunten verdedigen dan deze van KlinPsy
is hun goed democratisch
recht. We willen wel opmerken dat ze op hun site nog steeds dezelfde
onwaarheden verkondigen over het wetsontwerp Aelvoet als jaren terug.
("Van Franstalige kant, heeft de gehele sector van de geestelijke
gezondheidszorg, alle strekkingen samen, hevig gereageerd tegen deze
voorstellen die de niet-geneeskundige beroepen van de geestelijk gezondheidszorg
"para-medicaliseerde" (door hun werk afhankelijk te maken van een
voorschrift van een geneesheer, zonder vooruitzicht op een terugbetaling voor
de patiënt)"). Het zou toch goed zijn als deze mensen eens zouden tonen
waar dit staat in het wetsontwerp
Aelvoet, nu wetsvoorstel
Vandenberghe.
Op
donderdag 4 mei 2006 was er in de plenaire Senaat een Mondelinge
vraag van de heer Lionel Vandenberghe aan de minister van Sociale
Zaken en Volksgezondheid over «het gevolg dat wordt gegeven aan een colloquium inzake
geestelijke gezondheidszorg dat de minister op 26 april heeft
georganiseerd»
Op 23 mei
2006 was er in de Commissie Volksgezondheid van de Kamer een interpellatie
van volksvertegenwoordiger Goutry.
In
november 2006 was er ook de publicatie van het Standpunt
van de Raad van Bestuur (RvB) van de Vlaamse Vereniging voor Psychoanalytische
Therapie vzw (VVPT vzw) betreffende de wettelijke regeling van de titel
‘psychotherapeut’ en de uitoefening van psychotherapie.
Op 13
december 2006 waren er in de Commissie Volksgezondheid van de Kamer opnieuw vragen
naar de stand van zaken vanwege de volksvertegenwoordigers Goutry en Vautmans.
Minister Demotte verklaarde dat zijn ontwerptekst op de
interkabinettenvergaderingen wordt besproken en dat hij hoopt nog voor het
einde van de legislatuur een tekst op de ministerraad te kunnen voorleggen.
Op 21
december 2006 heeft het Nationaal Comité voor Psychologische Wetenschappen van
de Koninklijke Academie van België een schrijven
gericht aan Minister van Volksgezondheid Demotte betreffende zijn wetsontwerp
inzake de reglementering van de geestelijke gezondheidszorgberoepen. Ze stellen
dat het initiatief om een aantal nieuwe beroepen te regelen tegemoet komt aan
een noodzaak, maar ze hebben kritiek op de wijze waarop hij het wil doen. Ze
kanten zich tegen de afsplitsing van de geestelijke gezondheidszorg van de
algemene gezondheidszorg. Ze willen dat elk beroep afzonderlijk ingeschreven
wordt in KB78 en dat elk beroep een eigen Nationale Raad heeft. De autonome
beroepsuitoefening dient voor de klinisch psychologen te worden gegarandeerd.
Volledig in de lijn van het advies van de Hoge Gezondheidsraad wordt de
psychotherapie gezien als een specialisatie van gezondheidszorgberoepen met een
vooropleiding op masterniveau. Er wordt gevraagd om prioritair werk te maken
van de erkenning van klinisch psychologen, orthopedagogen en seksuologen en de
psychotherapie pas te regelen in een tweede beweging, als specialisatie van
gezondheidszorgberoepen.
In
januari 2007 was er ook een nieuwe persmededeling
van de AEMTC (Association
pour l'Etude, la Modification et la Thérapie du Comportement). Op hun website is ook een brief aan de
minister te lezen evenals hun standpuntbepaling
in verband met het wetgevend werk in verband met de psychotherapie.
Op 13.03.2007 vroeg
volksvertegenwoordiger Goutry in de Kamercommissie volksgezondheid aan minister
Demotte hoe de stand van zaken was.
Op 15.03.2007
schreef de Belgische Federatie van Psychologen een brief
naar de top van de Belgische regering en de voorzitters van de politieke
partijen om hun standpunt te vragen over het wetgevend werk inzake klinische
psychologie en psychotherapie.
Eind april 2007 werd het
Belgische Parlement ontbonden met het oog op de nieuwe federale verkiezingen
van 10 juni 2007.
Het wetgevend werk
in verband met de uitoefening van de psychotherapie werd daardoor zonder
resultaat afgebroken.
De derde ronde
Op 17.07.2007 hebben
senator Vienne,
Mahou en Zrihen in de Senaat opnieuw een wetsvoorstel ingediend dat een
kaderwet wil bieden voor de regeling van de geestelijke
gezondheidszorgberoepen. Het voorstel igt in de lijn van het voorstel van
Mayeur en co van de vorige legislatuur, maar maakt dat er nog meer zaken
geregeld moeten worden via afzonderlijke KB's.
Op 30.04.2008 werd
hetzelfde voorstel ook ingediend in de Kamer door Mayeur,
Burgeon, Lambert en Cornil.
Hoewel het in eerste
instantie niet gaat om wetgeving die de psychotherapie wil regelen is het in
deze context te vermelden dat op 10.07.2008 in de Kamer een wetsvoorstel werd
ingediend door Goutry,
Muylle, Van Daele, Schyns en Dallemagne en op 16.07.2008 in de Senaat door Elsen,
Beke, Delvaux en Lanjri voor
de regeling van de uitoefening van de klinische psychologie, klinische
seksuologie en klinische orthopedagogiek. Deze voorstellen liggen in het verlengde
van het wetsvoorstel Vandenberghe en co uit de vorige legislatuur, aangevuld
met het amendement dat door dezelfde personen werd ingediend.
Op 24.11.2008 dienden Avontroodt,
della Faille de Leverghem en Vautmans in de Kamer een wetsvoorstel in dat
ertoe strekt de titel van psychotherapeut te beschermen en de opleiding van de
psychotherapie te regelen met het oog op de bescherming van de patiënt en de
psychotherapeut.
Nog in opbouw
Vereniging voor Organisatie-, Consumenten-
en Arbeidspsychologen
Bureaus voor
Private Arbeidsbemiddeling - De erkenningsregeling - gedragscodes
DECREET
met betrekking tot de private arbeidsbemiddeling in het Vlaamse Gewest
(13.04.1999)
Nog in opbouw.
Vlaamse Vereniging voor
Schoolpsychologie
Regelgeving Centra voor
Leerlingenbegeleiding
![]()
Zie KlinPsy-dossier
Tewerkstelling
Zie ook het KlinPsy-dossier over
de BTW-plichtigheid van de psycholoog
![]()
Bijna alle
Beroepsverenigingen van Psychologen zijn aangesloten bij de Belgische Federatie van
Psychologen
Verwijzingen kan men
ook vinden op de pagina Maatschappij
bij de organisaties van Psychologen
![]()
De Resolutie
78(61) van de Raad van Europa, goedgekeurd op 29.11.1978 door het
Ministercomité, on the role of the psychologist as a member of a medical
team caring for parents, children and adolescents, is van groot belang
geweest voor de psychologen.
De Raad van
Europa publiceerde in 1987 een rapport “Role of the psychologist in
prevention and education for health”.
Op 07.03.2005
ondertekende België de Convention
on the Recognition of Qualifications concerning Higher Education in the
European Region.
Belangrijk in het
kader van de Europese eenmaking zijn volgende richtlijnen:
en
Richtlijnen zijn een
vorm van wetgeving die de lidstaten bindt wat het resultaat betreft. De nationale
instanties mogen vorm en middelen kiezen wanneer ze die richtlijnen omzetten in
nationale wetgeving.
België heeft de Europese Richtlijn omgezet in het Koninklijk
besluit tot wijziging van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de
titel van psycholoog, teneinde uitvoering te geven aan de Richtlijn 89/48/EEG
van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning
van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie
jaar worden afgesloten.
Dit KB werd dan nog eens bekrachtigd in de wet
van 21 januari 1999.
Men kan best de coördinatie van de Wet tot
bescherming van de titel van psycholoog van 08.11.1993 lezen.
Voor psychologen met een niet-Belgisch diploma is
volgende passage belangrijk: ““De duur van de leergang post-secundaire studies
gevolgd door de houders van een diploma bedoeld in artikel 1, 1°, g, moet
minimum vijf jaar zijn. Als dat niet het geval is, moeten ze een beroepservaring
bewijzen die overeenkomt met het dubbele van de ontbrekende opleidingsperiode,
zonder dat de duur van de aldus vereiste beroepservaring meer dan vier jaar mag
bedragen.” Wie dus in een ander land van
de Unie psycholoog wordt na vier jaar studies moet nog twee jaar
beroepservaring bewijzen om in België de titel van psycholoog te mogen dragen.
Om deze regelgeving te begrijpen kan men naast de
wetgeving zelf ook best eens volgende webpagina’s lezen:
- Op de site van de Europese unie kan men algemene
informatie vinden.
- Diezelfde informatie, maar dan verder toegepast op de
verschillende landen kan men ook inkijken op de site Dialoog van de Europsese
Unie.
- Nuttig is ook deze Gids
voor gebruikers van het algemeen stelsel van erkenning van beroepskwalificaties.
Er is een nationaal informatiepunt voor de richtlijnen 89/48 en 92/51.
Voor meer informatie kan men zich ook
wenden tot de Nationale Informatiecentra voor de academische erkenning (NARIC : "National Academic
Recognition Information Centres").
Wie informatie zoekt over banen en
leermogelijkheden in Europa bezoekt best ook eens EURES, het Europese
portaal voor beroepsmobiliteit.
Het is duidelijk dat collega’s met buitenlands diploma
best contact opnemen met de psychologencommissie.
Deze is bevoegd betreffende het voeren van de titel van
psycholoog in België.
In 2001 verscheen richtlijn
2001/19 die enkele veranderingen aanbrengt aan richtlijn 89/48. In deze geconsolideerde
tekst werd richtlijn 2001/19 geïntegreerd in de 89/48. (Deze Europese
richtlijn werd pas op 21.01.2005 omgezet in interne Belgische wetgeving.)
Via de programmawet
van 09.07.2004 (zie artikel 252) heeft de Belgische regering in de wet op
de bescherming van de titel van psycholoog een artikel ingevoegd zodat de
aanpassing van de Belgische wetgeving aan de Europese Richtlijnen voortaan via
een KB zou kunnen.
Op 16.02.2005 verscheen in het staatsblad het Koninklijk
besluit van 20.01.2005. tot wijziging
van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog.
(Uit de laatste zinnen van art 1 van dit KB mag men niet
haastig concluderen dat de bijkomende eis van twee jaar beroepservaring
afgeschaft is voor wie slechts vier jaar psychologie studies deed aan een
buitenlandse universiteit. Art 2 van het KB
van 24.01.1997 blijft bestaan. Dit artikel is overigens in overeenstemming
met Artikel 4 van de Europese
richtlijn 89/48 dat nog steeds van kracht is.)
Op 10.09.2005 heeft deze site een beslissingsboom
gepubliceerd inzake de Procedure
voor het verkrijgen van de titel van Psycholoog in België. Personen die in België de titel van psychologen willen voeren worden er op
een gestructureerde wijze doorheen de Belgische wetgeving geleid en vernemen
welke stappen ze best kunnen zetten.
Ondertussen werkt de Europese Unie aan een nieuwe
Richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. U kunt de
vorderingen en de ontwerpteksten nakijken via volgende link.
Achtergrondinformatie kan men hier lezen.
(In deze ontwerpteksten wordt wel gedacht om de bijkomende eis van beroepservaring
bij kortere studieduur te vervangen door een proeve van bekwaamheid dan wel een
aanpassingsstage. Er wordt nog gediscussiëerd over wie mag kiezen. Zie o.a. de mededeling
van 06.01.2005.
Belangrijk in de nieuwe ontwerptekst is evenwel dat de mogelijkheid geboden
wordt voor gemeenschappelijke platformen. Zie verder hieronder bij 'De EFPA en
de Europese Unie')
Op 30.09.2005 is de nieuwe Europese Richtlijn betreffende
de erkenning van de beroepskwalificaties 2005/36/EC
gepubliceerd.
- - -
Inzake psychotherapie is volgende studie nuttig:
Het Directoraat Interne Markt van de Europese Gemeenschap
publiceerde een rapport XV/E/9926/3/95-EN (17.08.1998)over de positie van de
psychologen en psychotherapeuten in Europa. De titel van het document luidt
“Psychologists, Psychotherapists and Related professions – Member states
replies to commission questionnaire. Duitsland, Griekenland, Spanje, Ierland,
Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Finland, Zweden en het
United Kingdom hebben de vragenlijst beantwoord. De antwoorden van de lidstaten
worden weergegeven, maar er is geen bespreking, analyse of synthese toegevoegd.
Er bestaat geen elektronische versie van dat rapport. Geïnteresseerden kunnen
het bestellen bij de “European Commission, Directorate General XV, Regulated
professions, Wetstraat, 200, 1049 Brussel.
In
1981 werd de European Federation of Psychologists
Associations opgericht. De Belgische
Federatie van Psychologen (opgericht op 01.12.1979) is daarbij aangesloten.
De
EFPA publiceerde in 1990 de Optimal
Standards for professional
training in Psychology. Er is
momenteel ook een korte tekst “Standards
for professional training in psychology higher than the Bologna declaration”.
De EFPA publiceerde
eveneens het document: Training Standards for
Psychologists specializing in Psychotherapy.
- Zoals in 1999 bleek
uit een schriftelijke
vraag aan de Europese Commissie, heeft de Commissie niet het voornemen een
specifieke regeling voor het beroep van psycholoog en dat van psychotherapeut
voor te stellen. Maar er zijn wel een paar initiatieven die elkaar kruisen:
- Sedert enkele jaren
werkt de EFPA aan een Europsychologist diploma.
Dit zou moeten operationeel zijn in 2004. Zie het artikel “European
Union Directive on the recognition of professional qualifications !” van
voorzitter Tikkanen in het septembernummer
2002 van de EFPA Newsletter online.
De European Framework for Psychologists'
Training heeft een afzonderlijke website over die
problematiek.
- Tegelijkertijd verscheen
in 2002 het voorstel voor Europese
richtlijn betreffende de erkenning van beroepskwalificaties. In de
oorspronkelijk gepubliceerde FAQ’s was expliciet vermeld dat de richtlijn ook
betrekking had op het beroep van psycholoog. Meer informatie over erkenning van
beroepskwalificaties op Europees niveau is hier
te vinden. Het volledige dossier kunt u opvolgen via volgende link.
- Deze twee
initiatieven lijken elkaar gevonden te hebben. Op 1 oktober 2002 heeft
EFPA-voorzitter Tikkanen dan in het Europees Parlement deze
verklaring afgelegd. Op 9 maart 2003 verscheen op de
website van de EFPA dan volgende
verklaring van voorzitter Tikkanen.
- Ondertussen is het voorstel tot richtlijn goedgekeurd en geamendeerd in
het Europees Parlement. De
tekst van het gewijzigd
voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende
de erkenning van beroepskwalificaties is op 20.04.2004 door de Commissie
vastgelegd.
Vervolgens kregen we de publicatie van een
Gemeenschappelijk
standpunt door de Raad vastgesteld op 21 december 2004 met het oog op de
aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende
de erkenning van beroepskwalificaties, met bijhorende motivering.
Op 6.1.2005 verscheen het
gemeenschappelijk standpunt van de Raad inzake met het oog op de aanneming van
een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning
van beroepskwalificaties.
Op 11.05.2005 was er de Statement
on Recognition of Professional Qualifications Directive.
Op 01.06.2005 bracht de Europese Commissie
haar advies
uit op de amendementen van het Europees Parlement in tweede lezing op het
gemeenschappelijk standpunt van de Raad. De Commissie aanvaardt alle 34
amendementen. Er kan verwacht worden dat de Richtlijn binnenkort in derde
lezing door de Raad en het Parlement zal goedgekeurd worden.
De vorderingen in dit dossier kunnen hier
opgevolgd worden.
- EFPA-voorzitter Tikkanen
schrijft volgende commentaar op
de goedkeuring in eerste lezing door het Europees Parlement. Hij geeft in april
2004 ook een overzicht over de
stand van zaken betreffende het Europees Psychologie diploma. Het laatste overzicht van de stand van zaken
werd op 17.02.2005 gepubliceerd.
- Op 30.06.2005
publiceert EFPA-voorzitter Tikkanan volgend bericht. De weg wordt geopend voor
het opstellen van een Europees platform met minimum-vereisten voor de opleiding
tot psycholoog zodat er een automatische erkenning mogelijk wordt zonder
compenserende maatregelen. Het betreft artikel 15 van de nieuwe richtlijn.
Zolang er niets gerealiseerd wordt via artikel 15 blijft het evenwel noodzaak
attent te blijven voor artikel 14 dat die compenserende maatregelen regelt, om
te voorkomen dat Europa weer eens nivelleert naar onder toe.
Wie
geïnteresseerd is om te vernemen hoe het verlopen is met de initiatieven om de
psychotherapie te regelen via de nieuwe richtlijn, kan best eens volgende
pagina lezen.
In juli 2005
was er in Granada een congres met algemene vergadering van de EFPA. Op de website van de EFPA lezen we:
"The proposal for a European Diploma in Psychology (EuroPsy) was also
accepted by the General Assembly as a basis for experimenting in member
countries and consultation with the European Union." Er is een volledige brochure beschikbaar over het EuroPsy-diploma.
Er was ook een rapport
over de psychotherapie die gezien wordt als een bijzondere beroepstitel.
Op 30.09.2005
is de nieuwe Europese Richtlijn betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties
2005/36/EC
gepubliceerd.
Informatie over de
regeling van het beroep van Psycholoog en klinisch psycholoog in Nederland is
te vinden op de website van het Nederlands
Instituut van Psychologen. In Nederland heeft men de Wet BIG, dat is een
wettelijke regeling van de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg die onder
meer de beroepsuitoefening van de gezondheidszorgpsycholoog en van de
psychotherapeuten regelt. Om de wetgeving na te lezen klik hier en vink links naast
‘staatsblad’ en vul rechts als vrij woord of zinsdeel ‘psychotherapeut’ in en u
krijgt zowel de wetgeving over gezondheidszorgpsycholoog als over
psychotherapeut. Het BIG-register kan
men raadplegen op het internet. De Association
des Psychologues d'Institutions hospitalières heeft de tekst over de
gezondheidszorgpsycholoog vertaald en is op hun
site te raadplegen onder de rubriek documents.
Buurland Frankrijk
Meer informatie over
de titelbescheming in Frankrijk is op een afzonderlijke
pagina te vinden.
![]()
|
Dit is een niet-officiële en niet-commerciële site. |
||
|
De standpunten die op deze pagina soms worden ingenomen zijn
uiteraard niet bindend |
||
|
|
Laatst
bijgewerkt: 15.02.2009 |
|