Vergelijking
Consensusnota van de Klinisch psychologen
en
Wetsontwerp Klinische Psychologie
in België
De volledige
teksten kunnen geraadpleegd worden via de link onder de titel.
We beperken ons in deze vergelijking tot de voor deze wetgeving meest relevante
gedeelten.
Consensustekst over de uitoefening van de klinische psychologie |
Het volledige KB78 betreffende de uitoefening van de
gezondheidszorg beroepen. |
|
|
Deontologie
|
(Noot: 21octiesdecies betreft de klinisch psychologen) |
1. De psycholoog is een deskundige die een hulpverleningsrelatie
aanbiedt met een eigen en uniek karakter door de strikte vertrouwelijkheid,
het respect voor de persoon en de afwezigheid van veroordeling. |
|
2. In de samenwerking met andere zorgverleners waakt de
psycholoog erover dat zijn professionele onafhankelijkheid gerespecteerd
wordt en ook hijzelf deze van de anderen respecteert. |
-Art. 6. wijzigt -Art. 10. van KB78 in:” Het is verboden
de regelmatige en normale uitoefening van de geneeskunde, de
artsenijbereidkunde of de klinische psychologie door een persoon die aan de
vereiste voorwaarden voldoet, door feitelijkheden of geweld te verhinderen of
te belemmeren.” -Art. 7. wijzigt Art. 11. van
KB78 in:”Aan de beoefenaars bedoeld bij de artikelen 2, 3, 4 en
21octiesdecies mogen geen reglementaire beperkingen worden opgelegd bij de
keuze van de middelen die aangewend moeten worden, hetzij voor het stellen
van de diagnose, hetzij voor het instellen en uitvoeren van de behandeling,
hetzij voor het uitvoeren van magistrale bereidingen.” -Art. 8. wijzigt Art 12 van KB78 in: “Worden beschouwd als niet geschreven zijnde in de overeenkomsten gesloten door de beoefenaars bedoeld bij de artikelen 2, 3, 4 en 21octiesdecies, de bepalingen die hun keuzevrijheid bedoeld bij artikel 11 schenden.” -Art.12 wijzigt Art 18, §2 van KB78 in: “Onverminderd de bepalingen van de artikelen 15 en 17 is verboden elke overeenkomst van welke aard ook gesloten hetzij tussen de beoefenaars, bedoeld in de artikelen 2, 3, 4, 21bis en 21octiesdecies, hetzij tussen deze beoefenaars en derden, inzonderheid producenten van farmaceutische producten of leveranciers van geneeskundige of protheseapparaten, wanneer deze overeenkomst betrekking heeft op hun beroep en ertoe strekt aan de een of de ander rechtstreeks of onrechtstreeks winst of voordeel te verschaffen. (W. 06.04.1995, art.8)” -Art 13 wijzigt Art 19 van KB78
in “Het is aan elke beoefenaar bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 of 21bis en
21octiesdecies verboden op om het even welke wijze zijn medewerking te
verlenen aan een derde of als naamlener voor hem op te treden, met het doel
hem te onttrekken aan de straffen waarmede de onwettige uitoefening van de
geneeskunde of de artsenijbereidkunde gestraft wordt. (W. 06.04.1995, art.
9) |
3. De psycholoog draagt volledige verantwoordelijkheid over zijn
activiteiten. Hij gaat een inspanningsverbintenis aan en geen
resultaatsverbintenis. Hij houdt rekening met de beperkingen van zijn
competentie. |
-Art. 2. § 4. Zonder afbreuk te doen aan het begrip geneeskunst wordt beschouwd als uitoefening van de klinische psychologie: het gewoonlijk verrichten van autonome handelingen die tot doel hebben de preventie, het onderzoeken, het opsporen, het stellen van een diagnose van psychisch of psychosomatisch lijden bij mensen, en hun behandeling of begeleiding. Om de mogelijkheid van somatische problematiek te laten vaststellen of uitsluiten draagt de beroepsbeoefenaar op elk moment de verantwoordelijkheid te beslissen of de patiënt uitgenodigd moet worden om een arts te consulteren. |
4. De psycholoog draagt de verantwoordelijkheid om de
continuïteit te verzekeren van de professionele zorgverlening aan de cliënt,
met inbegrip van de samenwerking met andere beroepen. |
-Art. 4. wijzigt Art 8 §1 van KB78 in “De in de artikelen
2, 3, 21bis en 21octiesdecies bedoelde beoefenaars mogen, wetens en zonder
wettige reden in hunnen hoofde, een in uitvoering zijnde behandeling niet
onderbreken zonder vooraf alle maatregelen te hebben getroffen om de continuïteit
van de zorgen te verzekeren door een ander beoefenaar die dezelfde wettelijke
kwalificatie heeft. (W. 06.04.1995, art. 5, § 1er.) |
|
|
Het
autonoom functioneren
|
|
1. Elke patiënt moet de mogelijkheid
hebben om rechtstreeks een klinisch psycholoog te raadplegen om door deze vanuit
de psychologische discipline geholpen te kunnen worden (diagnostiek,
indicatiestelling, advies en behandeling). |
-Art. 2. § 4. Zonder afbreuk te doen aan het begrip geneeskunst wordt beschouwd als uitoefening van de klinische psychologie: het gewoonlijk verrichten van autonome handelingen die tot doel
hebben de preventie, het onderzoeken, het opsporen, het stellen van een
diagnose van psychisch of psychosomatisch lijden bij mensen, en hun
behandeling of begeleiding. Om de mogelijkheid van somatische problematiek te
laten vaststellen of uitsluiten draagt de beroepsbeoefenaar op elk moment de
verantwoordelijkheid te beslissen of de patiënt uitgenodigd moet worden om
een arts te consulteren. De ontwerpbundel draagt de kenmerken
van een tekst die herhaald herwerkt is. Na het advies van de Raad van State
heeft men de ‘Memorie van toelichting’ én de tekst van het ‘Wetsontwerp’ aangepast, maar heeft men
nagelaten om de ‘Toelichting bij de artikelen’ aan te passen. In de toelichting bij de artikelen (pag. 7) staat
nog de vorige versie “ De beoefenaar neemt hierbij de verantwoordelijkheid te
beslissen of de patiënt moet worden uitgenodigd een arts te consulteren om
het bestaan of het ontwikkelen van een pathologische toestand te laten
vaststellen of uitsluiten.” Het is evident dat deze tekst nog dateert vanuit
de ontwerpfase waarin onderscheid gemaakt werd tussen ‘probleem’ en
‘stoornis’ en samenwerking verplicht was bij elke stoornis. In de memorie van
toelichting staat echter duidelijk welke aanpassingen er gekomen zijn nà het
advies van de Raad van State, zodat over de chronologie van de aanpassingen
geen onduidelijkheid kan bestaan. In de
Memorie van toelichting staat (pag. 4) “Hoewel de klinisch psycholoog
gemachtigd is tot het stellen van een psychologische diagnostiek, is hij niet
gevormd tot het stellen van een fysiologische diagnostiek. Wanneer bepaalde
aspecten van de vastgestelde psychische problemen laten vermoeden dat ze
verbonden zijn aan een biomedische factor behoort het tot de
verantwoordelijkheid van de klinisch psycholoog de patiënt uit te nodigen een
arts te raadplegen.” En verder op
pag. 5 staat “Gegeven dat een belangenconflict onwenselijk is, dat de enige
bedoeling van dit onderscheid [d.i. tussen ‘probleem’ en ‘stoornis’] het
voorzorgsprincipe was en dat de wens van de patiënt in alle gevallen
gerespecteerd moet worden, gaat de voorkeur uit naar het definiëren van het
domein van activiteiten in één luik waarbij voorzien wordt dat, wanneer hij
dit nodig acht, de klinisch psycholoog de verantwoordelijkheid draagt de patiënt uit te nodigen om een arts te
consulteren.” -Art. 2. § 5. De Koning kan de onder §4 bedoelde
handelingen en de voorwaarden waaronder zij moeten worden uitgevoerd
bepalen.”. -Art. 10. wijzigt Art 15 van KB78
in “Onverminderd de bepalingen van artikel 18, § 2 hebben de beoefenaars
bedoeld bij de artikelen 2, 3, 4 en 21octiesdecies, mits eerbiediging van de
regelen van de plichtenleer, recht op honoraria of forfaitaire bezoldigingen
voor de door hen geleverde prestaties. -Art. 11. wijzigt Art 17 van KB78 in: “Onverminderd de
bepalingen van artikel 18, § 2, wanneer een beoefenaar bedoeld bij de
artikelen 2, 3, 4 en 21octiesdecies voor de uitoefening van zijn beroep
personeel, lokalen en materieel gebruikt, dat niet voor het geheel voorwerp
waren of zijn van een betaling ten welke andere titel ook en die ter
beschikking zijn gesteld van de beoefenaar door een derde persoon, worden de
voorwaarden voor dit gebruik bepaald in een statuut of een uitdrukkelijke
overeenkomst tussen deze beoefenaar en de derde. Indien algemene criteria terzake zijn vastgesteld door de
bevoegde nationale paritaire commissie, voorzien bij het koninklijk besluit
nr. 47 van 24 oktober 1967 tot instelling van een nationale paritaire
commissie geneesheren-ziekenhuizen en tot vaststelling van het statuut van de
nationale paritaire commissies voor andere beoefenaars van de geneeskunst of
voor andere categorieën van inrichtingen, alsmede van de gewestelijke
paritaire commissies, en algemeen bindend verklaard door de Koning, op grond
van artikel 8 van dat besluit, moet het statuut of de overeenkomst bedoeld
bij vorig lid daarmee conform zijn.” |
2. Elke arts of gezondheidswerker
moet de mogelijkheid hebben om rechtstreeks naar de klinisch psycholoog te
verwijzen. |
Aangezien elke patiënt rechtstreeks een klinisch psycholoog kan
raadplegen, kan er ook rechtstreeks naar deze doorverwezen worden. Uiteraard
zal de klinisch psycholoog ook in deze gevallen de verantwoordelijkheid
hebben om bij doorverwijzing door een niet-arts eventueel een consult bij een
arts te adviseren om eventuele somatische problematiek te laten vaststellen
of uitsluiten. |
3. De klinisch psycholoog moet vrij
zijn in de keuze van zijn methoden en technieken. |
-Art. 6. wijzigt Art. 10. van KB78 in:” Het is verboden de
regelmatige en normale uitoefening van de geneeskunde, de artsenijbereidkunde
of de klinische psychologie door een persoon die aan de vereiste voorwaarden
voldoet, door feitelijkheden of geweld te verhinderen of te belemmeren.” -Art. 7. wijzigt Art. 11. van KB78 in:”Aan de beoefenaars bedoeld bij de artikelen 2, 3, 4 en 21octiesdecies mogen geen reglementaire beperkingen worden opgelegd bij de keuze van de middelen die aangewend moeten worden, hetzij voor het stellen van de diagnose, hetzij voor het instellen en uitvoeren van de behandeling, hetzij voor het uitvoeren van magistrale bereidingen.” -Art. 8. wijzigt Art 12 van KB78
in: “Worden beschouwd als niet geschreven zijnde in de overeenkomsten
gesloten door de beoefenaars bedoeld bij de artikelen 2, 3, 4 en
21octiesdecies, de bepalingen die hun keuzevrijheid bedoeld bij artikel 11
schenden |
4. De klinisch psycholoog moet de vrijheid
hebben om een hulpverleningsrelatie aan te gaan waarvan hij zelf de vorm en
intensiteit bepaalt en deze professionele relatie te beëindigen na de nodige
maatregelen genomen te hebben op het vlak van hulp in nood en continuïteit
van de zorgen. |
-cfr vorig punt -Art. 4. wijzigt Art 8 §1 van KB78 in “De in de artikelen 2, 3, 21bis en 21octiesdecies bedoelde beoefenaars mogen, wetens en zonder wettige reden in hunnen hoofde, een in uitvoering zijnde behandeling niet onderbreken zonder vooraf alle maatregelen te hebben getroffen om de continuïteit van de zorgen te verzekeren door een ander beoefenaar die dezelfde wettelijke kwalificatie heeft. (W. 06.04.1995, art. 5, § 1er.) -Art. 5 wijzigt Art. 9 van KB78 in “De
representatieve beroepsverenigingen van de beoefenaars, bedoeld in de
artikelen 2, 3, 4, 21bis en 21octiesdecies, of de te dien einde opgerichte
groeperingen mogen wachtdiensten instellen, die de bevolking een regelmatige
en normale toediening van de gezondheidszorgen, zowel in het ziekenhuis als
ten huize waarborgen. Geen enkele beoefenaar, bedoeld in de artikelen 2, 3,
4, 21bis en 21octiesdecies, die voldoet aan de vereiste voorwaarden kan
uitgesloten worden van deze wachtdiensten, op voorwaarde dat hij/zij het huishoudelijk
reglement onderschrijft en zich houdt aan de deontologische regels. (W. 25.01.1999, art. 189, A) (W. 06.04.1995, art.
6.) -Art. 9. voegt aan Art. 13. van
KB78 volgende tekst toe: Ҥ 3. Elke in artikel 21octiesdecies bedoelde
beoefenaar is ertoe gehouden, op verzoek of met instemming van de patiënt,
aan een andere behandelende beoefenaar van de klinische psychologie, aangewezen
door de patiënt om een in artikel 21octiesdecies, §4, bedoelde handeling te
volgen of aan te vullen, alle nuttige en nodige inlichtingen van
psychologische aard mee te delen die hem betreffen.”. |
5. De klinisch psycholoog oordeelt
zelf wanneer de tussenkomst van andere disciplines dient geadviseerd of zelfs
ingeroepen te worden. Binnen zijn deontologisch handelen houdt hij hierbij
rekening met de wensen van de patiënt, met de haalbaarheid binnen de hulpverleningsrelatie
en met de grenzen van zijn competentie. |
-Art.
2. § 4. Zonder afbreuk te doen aan het begrip geneeskunst wordt beschouwd
als uitoefening van de klinische psychologie: het gewoonlijk verrichten van autonome
handelingen die tot doel hebben de preventie, het onderzoeken, het opsporen,
het stellen van een diagnose van psychisch of psychosomatisch lijden bij
mensen, en hun behandeling of begeleiding. Om de mogelijkheid van somatische
problematiek te laten vaststellen of uitsluiten draagt de beroepsbeoefenaar
op elk moment de verantwoordelijkheid te beslissen of de patiënt uitgenodigd
moet worden om een arts te consulteren. |
|
|
De horizontale samenwerking
|
|
1. Aandacht hechtend aan zowel de psychologische, biologische en
sociale aspecten van de gezondheid van de patiënt, zal de psycholoog, telkens
zich de noodzaak voordoet, een samenwerking aangaan met deskundigen van
andere vereiste disciplines. Deze samenwerking kan verscheidene vormen
aannemen. In een zelfde situatie van zorgverstrekking kunnen meerdere disciplines
gecoördineerd optreden bij de diagnosestelling en/of bij de therapeutische
interventies. Deze samenwerking kan ook de vorm aannemen van overleg,
intervisie, advies- of informatieverstrekking, verwijzing, of afspraken
tussen zorgverstrekkers over een wederzijdse persoonlijke beschikbaarheid. |
-Art.
2. § 4. Zonder afbreuk te doen aan het begrip geneeskunst wordt beschouwd
als uitoefening van de klinische psychologie: het gewoonlijk verrichten van
autonome handelingen die tot doel hebben de preventie, het onderzoeken, het
opsporen, het stellen van een diagnose van psychisch of psychosomatisch
lijden bij mensen, en hun behandeling of begeleiding. Om de mogelijkheid van
somatische problematiek te laten vaststellen of uitsluiten draagt de
beroepsbeoefenaar op elk moment de verantwoordelijkheid te beslissen of de
patiënt uitgenodigd moet worden om een arts te consulteren. -Art 14 wijzigt Art. 22. 1° van
KB78 als volgt: Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan
onder uitoefening van een paramedisch beroep: het gewoonlijk verrichten door andere personen dan deze bedoeld
bij artikel 2, § 1 en de artikelen 3, 4, 21bis, 21quater en 21octiesdecies
van technische hulpprestaties die verband houden met het stellen van de
diagnose of met het uitvoeren van de behandeling, zoals zij nader bepaald
zullen kunnen worden in uitvoering van artikel 23; |
2. De klinisch psycholoog aanvaardt dat de zorgverleners van de andere
disciplines waarmee hij samenwerkt, binnen hun competentiegebied autonoom functioneren
net zoals de klinisch psycholoog dit voor zichzelf nodig acht. |
|
|
|
Besluit
|
|
De klinische psychologie kan een belangrijke bijdrage leveren
voor de volksgezondheid. Ze kan die rol slechts op een kwalitatieve wijze
vervullen in het kader van een wettelijk statuut dat de klinisch psycholoog
toelaat om autonoom te functioneren binnen zijn eigen domein en om te
functioneren binnen een horizontale samenwerking met andere disciplines in
respect voor elkaars competentie. Een dergelijk statuut vereist
erkenningscriteria en een registratiesysteem voor beoefenaars van de
klinische psychologie. Bij vragen of geschillen inzake de beroepsuitoefening
van de klinisch psycholoog moet met het oog op het bewaken en bevorderen van
de kwaliteit beroep kunnen gedaan worden op een deontologische commissie
waarvan de leden opgeleid zijn om de problematiek vanuit een klinisch
psychologisch kader te evalueren. |
-Art.2. In
het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de
gezondheidszorg-beroepen, gewijzigd bij …/… wordt een hoofdstuk I quater
ingevoegd met als opschrift: "De uitoefening van de klinische
psychologie", bevattende de artikelen 21octiesdecies en 21noviesdecies,
luidend als volgt: § 3. Het voeren
van de beroepstitel van klinisch psycholoog wordt voorbehouden aan de houder
van de in §1 bedoelde erkenning. "Art.
21noviesdecies. § 1. Bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid,
Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu, wordt een Nationale Raad voor de
klinische psychologie opgericht. § 2. De
Nationale Raad voor klinische psychologie heeft tot taak de Minister tot
wiens bevoegdheid de Volksgezondheid
behoort, op diens verzoek of op eigen initiatief, advies te verstrekken over
alle aangelegenheden in verband met de uitoefening van de klinische psychologie. §3. De
Nationale Raad voor de klinische psychologie bestaat uit: 1° 7 leden die
houder zijn van het in artikel 21octiesdecies, §2, bedoelde universitair
diploma en een academisch ambt bekleden, voorgedragen door de faculteiten die
een volledig onderwijs verstrekken zoals bedoeld in artikel 21octiesdecies,
§2, op een lijst van dubbeltallen. 2° 7 leden die
titularis zijn van het in artikel 21octiesdecies, §2, bedoelde universitair
diploma en de klinische psychologie werkelijk beoefenen, voorgedragen op een lijst van dubbeltallen door de
representatieve beroepsverenigingen,
door de Koning erkend op grond van door Hem bepaalde criteria. 3° 2 leden die
arts zijn voorgedragen door de Hoge Raad voor geneesheren specialisten en huisartsen,
op een lijst van dubbeltallen. 4° 2 leden, een
ethicus en een jurist, die elk een academisch ambt bekleden, voorgedragen
door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort. De leden van de
Nationale Raad worden door de Koning benoemd voor een hernieuwbare periode
van zes jaar. De Nationale Raad verkiest een voorzitter en ondervoorzitter onder
zijn leden. Het
secretariaat van de Nationale Raad wordt waargenomen door een ambtenaar
binnen de diensten van de regering, benoemd door de Minister tot wiens
bevoegdheid de Volksgezondheid behoort. Aan elk
effectief lid van de Raad wordt een plaatsvervanger toegevoegd die aan
dezelfde voorwaarden beantwoordt. § 4 De Koning
regelt de organisatie en de werking van de Nationale Raad. De Raad kan
alleen geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de effectieve
leden aanwezig zijn of door hun plaatsvervanger vertegenwoordigd zijn. De beslissingen
van de Raad worden genomen bij gewone meerderheid van de aanwezige stemgerechtigde
leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. §5. De leden
van de Nationale Raad, met uitzondering van de artsen, de ethicus en de
jurist, moeten overeenkomstig artikel 21 octiesdecies, §1, worden erkend als
klinisch psycholoog, ten laatste een jaar na de inwerkingtreding van het
koninklijk besluit dat de voorwaarden en andere regelen tot erkenning
bepaalt. -Art. 16 wijzigt Art.
35ter van KB78 als volgt: “De Koning stelt de lijst van bijzondere beroepstitels
en van bijzondere beroepsbekwaamheden vast voor de in de artikelen 2, 3, 4,
5, § 2 eerste lid, 21bis, 21quater, 21octiesdecies en 22 bepaalde beoefenaars.
(W. 10.08.2001; art. 47.) Artikel 35quater. Niemand kan een
bijzondere beroepstitel dragen of zich beroepen op een bijzondere
beroepsbekwaamheid, dan na door de Minister tot wiens bevoegdheden de Volksgezondheid
behoort hiertoe te zijn erkend. ( W. 10.08.2001;
art. 48.) Artikel 35quinquies. Niemand kan aan
personen die hij tewerkstelt, zelfs als vrijwilliger, een van de in artikel
35ter bepaalde titels of bekwaamheden toekennen, indien die personen niet
werden erkend overeenkomstig artikel 35sexies. ( W. 10.08.2001; art. 49.) Artikel 35sexies. De erkenning bepaald in artikel 35quater wordt
toegekend overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure en voor
zover is voldaan aan de erkenningscriteria die zijn vastgesteld door de
Minister tot wiens bevoegdheden de Volksgezondheid behoort, op advies,
wanneer zij bestaan, van de Raden waaraan deze bevoegdheid is toegewezen. Artikel 35septies. De criteria voor de erkenning of
beroepsbekwaamheid alsook de erkenningsvoorwaarden voor een bijzondere beroepsbekwaming
die van toepassing zijn op de datum van inwerkingtreding van deze wet blijven
behouden in afwachting dat de nieuwe bepalingen worden vastgesteld
overeenkomstig de artikelen 35ter en 35sexies. (W. 10.08.2001; art. 50.) Artikel 35octies. § 2. De opdracht van deze Commissie bestaat erin : …/… jaarlijks een verslag opstellen ten behoeve van de Ministers van Volksgezondheid en Sociale Zaken betreffende de relatie tussen de behoeften, studies, en de doorstroming tot de stages, met het oog op het verkrijgen van de bijzondere beroepstitels bedoeld in artikel 35ter en de beroepstitel bedoeld in artikel 21bis, § 3 § 2bis. Met het oog op
het vervullen van haar wettelijke opdrachten, kan de Planningscommissie
persoonsgegevens in verband met beoefenaars van gezondheidszorgberoepen
verwerken. De resultaten van deze verwerking mogen enkel medegedeeld, verspreid of openbaar gemaakt worden, indien de personen niet identificeerbaar zijn. ( W. 10.08.2001; art. 51.) § 3. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit,
de samenstelling en de werking van de Planningscommissie. De
Planningscommissie kan zich laten bijstaan door experten. De Planningscommissie wordt voorgezeten door een
vertegenwoordiger van de Minister van Volksgezondheid. Het secretariaat wordt
waargenomen door een ambtenaar van Volksgezondheid, aangewezen door de
Minister. § 4. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit en
op voorstel van de Minister van Volksgezondheid, de opdrachten van de
Planningscommissie uitbreiden tot andere beroepen vermeld in artikel 35ter. Artikel 35nonies. 1. …/… 3. kan de Koning de criteria en modaliteiten vastleggen voor de
selectie van de in 1° en in 2° bedoelde kandidaten. ( W. 10.08.2001; art.
52.) …/… § 4. De Koning kan op
voorstel van de Minister van Volksgezondheid en bij een in Ministerraad
overlegd besluit, mits de nodige aanpassingen, de bepalingen van §§ 1, 2 en 3
uitbreiden tot andere beroepen vermeld in artikel 35ter. § 5. …/… § 6. Wanneer een kandidaat deel moet uitmakan van twee groepen van beoefenaars van een gezondheidszorgberoep waarvan het aantal reglementair beperkt is overeenkomstig § 1, moet hij slechts in één enkele groep opgenomen worden. ( W. 10.08.2001; art. 52.) -Art. 17. wijzigt Art. 35decies van KB78 als volgt: “De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gezamenlijk voorstel van de Ministers van Volksgezondheid en van Sociale Zaken en na overleg in het bij deze wet opgerichte Overlegcomité, bij toepassing van artikel 77bis van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, regels betreffende de einde-loopbaan voor de in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21 bis, 21quater, 21octiesdecies en 22 bedoelde beroepsbeoefenaars.” -Art 18. wijzigt Art.
35undecies van KB78 als volgt: “De Koning, bij een in Ministerraad overlegd
besluit en op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Volksgezondheid
en van Sociale Zaken en na overleg in het Overlegcomité: -Art. 19 wijzigt Art.
35duodecies als volgt: “De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd
besluit en na overleg in de met toepassing van artikel 8 van de wet van 10
december 1997 tot reorganisatie van de gezondheidszorg opgerichte overlegcomités,
de regels met betrekking tot de structuur en de organisatie van de praktijk
van de in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater, 21octiesdecies en 22
bedoelde beroepsbeoefenaars. Deze regels hebben geen betrekking
op het stellen van de diagnose, de keuze, het instellen van de behandeling en
de uitvoering ervan. Onder
structuur en organisatie van de praktijk wordt inzonderheid verstaan: de
organisatie en het beheer van het algemeen medisch dossier; de organisatie
en, in voorkomend geval, de erkenningscriteria van de groepspraktijk en van
diverse samenwerkingsverbanden; de rolomschrijving van en taakafspraken
tussen huisartsen en specialisten. ” -Art. 20. wijzigt
Art35terdecies als volgt: “De Koning, bij een in Ministerraad overlegd
besluit, op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Volksgezondheid en
van de Minister ven Sociale Zaken: 1. richt
"een Hoge Raad voor de Gezondheidsberoepen" op, dewelke kan bestaan
uit afdelingen met betrekking tot elk van de in artikelen 2, 3, 4, 5, § 2,
21bis, 21quater, 21octiesdecies en 22 van het koninklijk besluit n° 78 van 10
november 1967 vermelde beroepen; 2.
bepaalt de samenstelling ervan. De medische afdeling ervan wordt als volgt
samengesteld: de Minister van Volksgezondheid, de Minister van Sociale Zaken,
de representatieve beroepsverenigingen, de verzekeringsinstellingen, de
universiteiten en de wetenschappelijke verenigingen; 3. bepaalt
de opdrachten ervan, welke er inzonderheid in bestaan advies te verstrekken
met betrekking tot de kwaliteit, evaluatie en organisatie van de medische of
paramedische praktijk van de in artikelen 2, 3, 4, 5, §2, 21bis, 21quater,
octiesdecies en 22 bedoelde beroepsbeoefenaars; en stelt meer bepaald
aanbevelingen voor goede praktijkvoering op. Op eigen initiatief of op vraag
van de bevoegde minister, of het desbetreffend Overlegcomité, zoals bepaald
in artikel 8 van de wet van 10 december 1997 tot reorganisatie van de
gezondheidszorg, formuleert de betreffende afdeling voorstellen of adviezen
onder meer inzake kwaliteit van de zorgverlening, de organisatie van de
zorgverlening, en taaksafspraken tussen de beoefenaars onderling; -Art. 21 wijzigt Art. 36 §2 van
KB78 als volgt: 1. een voorzitter, doctor in de genees-, heel- en verloskunde; 2. een ondervoorzitter, doctor in de genees-, heel- en
verloskunde; 3. twee geneesheren; 4. twee beoefenaars van de tandheelkunde; 5. twee apothekers; 6. twee veeartsen; 7. twee houdsters van het diploma van vroedvrouw; 8. een
lid per paramedisch beroep dat betrekking heeft op handelingen of prestaties
bedoeld bij artikel 22; 9. een
ambtenaar van elke buitendienst van de inspectie van het Ministerie van
Volksgezondheid, bevoegd inzake de gezondheid of de sociale geneeskunde; de
gezondheidsinspecteur is de secretaris van de commissie. ” -Art. 22. wijzigt
Art. 37, § 1,2°,a als volgt: in het
bijzonder: b. het
visum in te trekken of zijn behoud afhankelijk te maken van de aanvaarding,
door de betrokkene, van de opgelegde beperkingen, wanneer, op advies van
geneesheren deskundigen aangeduid door de Nationale Raad van de Orde der
Geneesheren of door de Nationale Raad van de Orde waaronder hij ressorteert,
vastgesteld wordt dat een beoefenaar bedoeld bij de artikelen 2, 3, 4 of
21bis, een veearts, een beoefenaar van de verpleegkunde, een klinisch
psycholoog of een beoefenaar van een paramedisch beroep niet meer voldoet aan
de vereiste fysische of psychische geschiktheden om, zonder risico's, de
uitoefening van zijn beroep voort te zetten. c. onverminderd de bevoegdheid
van de personen, belast door of krachtens de wet, met controle- of
toezichtsopdrachten : 1. erover te waken dat de geneeskunde en de artsenijbereidkunde,
de veeartsenijkunde, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de
klinische psychologie, in overeenstemming met de wetten en reglementen worden
uitgeoefend; 2. het opsporen en mededelen aan het parket van
de gevallen van onwettige uitoefening van de geneeskunde, van de
artsenijbereidkunde, van de veeartsenijkunde, de verpleegkunde, van een
paramedisch beroep of van de klinische psychologie; d. de opdrachten
voorzien bij artikel 9 te vervullen; e. de belanghebbende
personen van publiek- of privaatrecht in te lichten omtrent de genomen
beslissingen, hetzij door haar zelf, hetzij door de bij artikel 37 bepaalde
geneeskundige commissie van beroep, hetzij door de betrokken Orden, hetzij
door de rechtbanken, inzake de uitoefening van zijn activiteit door een
beoefenaar van de geneeskunde, van de artsenijbereidkunde, van de
veeartsenijkunde, de verpleegkunde, de klinische psychologie of een lid van
een paramedisch beroep. De aanduiding van de
personen bedoeld bij vorig lid, alsmede de modaliteiten volgens dewelke zij
worden ingelicht, worden bepaald door de Koning, op voorstel naargelang het
geval, van de betrokken Orde of van de Nationale Raad voor de verpleegkunde,
de Nationale Raad voor de klinische psychologie of de Nationale Raad voor
paramedische beroepen, gedaan binnen de door de Minister die de
Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft, vastgestelde termijn; f. de organen van de
bevoegde Orden in kennis te stellen van de beroepsfouten welke aan de
beoefenaars die daaronder ressorteren worden ten laste gelegd; g. toezicht te houden
over de openbare verkopingen waarin geneesmiddelen zijn begrepen. § 2. Voor het vervullen van haar algemene taak,
is de medische commissie samengesteld uit de leden, vermeld sub 1° tot
7°quater en sub 9° van §1 van artikel 36. Zij omvat daarenboven een maximum
van tien leden die de Koning aanduidt onder deze vermeld sub 8° van dezelfde
bepaling. Voor het
vervullen van haar speciale opdracht is de commissie uitsluitend samengesteld
uit de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris en het lid of de leden
die het beroep van de betrokken persoon of personen vertegenwoordigen. ” Art.23. wijzigt Art 38 van KB78 als volgt: "§1.
Worden gestraft met
gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van
zesentwintig frank tot tweeduizend frank of met een van die straffen alleen:
…/… 3.
Wordt gestraft met de sub 2° van dit artikel bepaalde straffen: 4. Wordt eveneens
gestraft met de sub 2° van dit artikel bepaalde straffen, hij die, met overtreding
van artikel 10, de regelmatige en normale uitoefening van de geneeskunde of
de artsenijbereidkunde of de klinische psychologie door een persoon die aan
de vereiste voorwaarden voldoet, verhindert of belemmert door feitelijkheden
of geweld; 5. …/… Wordt gestraft met een boete van zesentwintig
Euro tot vijfhonderd Euro, de beoefenaar van de klinische psychologie die de
bepalingen van artikel 18, §2, overtreedt.; §2. In afwijking van de bepalingen van § 1
is het begrip " gewoonlijk " niet vereist voor degene die: 1. vroeger wegens onwettige uitoefening van de geneeskunde of van
de artsenijbereidkunde werd veroordeeld; 2. om het even welk reclamemiddel heeft aangewend om de in
artikelen 2, 3, 4, 5, 6, 21bis en 21octiesdecies bedoelde handelingen te
kunnen stellen; 3. in verband
met die handelingen, opvallende middelen heeft aangewend of gebruik heeft gemaakt
van een titel of van enige benaming, met het doel te doen geloven dat hij
wettelijk bevoegd is. ” Art. 24. wijzigt Art.40bis van KB78 als volgt: 1° hij die, in
overtreding van artikel 21octiesdecies §3, zich in het openbaar de
beroepstitel toeeigent zonder er recht op te hebben; 2° hij die, in overtreding van artikel 21octiesdecies §3 een beroepstitel ten onrechte toekent aan personen die hij, zelfs kosteloos, te werk stelt. In dit geval zijn de werkgevers en lastgevers burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten uitgesproken ten laste van hun aangestelden of lastnemers wegens overtreding gepleegd bij de uitvoering van hun contract.”. Art. 25. wijzigt Art. 41. van KB78 als volgt: "Onverminderd de
toepassing van de straffen gesteld bij het Strafwetboek, alsook,
desgevallend, de toepassing van tuchtmaatregelen, wordt gestraft met een
gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van
zesentwintig frank tot tweeduizend frank of met één van die straffen alleen,
hij die met overtreding van een beslissing van een geneeskundige commissie of
van de geneeskundige commissie van beroep, de uitoefening van de geneeskunde,
de artsenijbereidkunde, de verpleegkunde, de klinische psychologie of van een
paramedisch beroep voortzet, zonder de hem opgelegde beperkingen na te komen. ” Art. 26. wijzigt Art. 45. §1. van KB78 als volgt: Art. 27. wijzigt Art. 45ter §1 van KB78 als volgt: "Aan de
beoefenaars van de in de artikelen 2, 3, 4, 5, §2, 21bis, 21quater,
21octiesdecies en 22, die patiëntengegevens registreren en anoniem overzenden
aan de minister tot wiens bevoegdheid Volksgezondheid behoort en aan het
Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid Louis Pasteur, kan een
toelage toegekend worden binnen de grenzen van de op de begroting van het
departement dat belast is met de toepassing van dit besluit, uitgetrokken
kredieten. ” Art. 28. voegt aan KB78
een Art. 47bis toe dat luidt: Deze Raad brengt zijn advies uit binnen
de vier maanden nadat de vraag gesteld wordt. Na het verstrijken van
deze termijn wordt het advies geacht gegeven te zijn.”. Art. 29. wijzigt
Art. 49 van KB78 als volgt: Art. 30. wijzigt Art. 49bis §1 van KB78 als volgt: "Andere
buitenlanders dan Europese onderdanen, wier buitenlands diploma gelijkwaardig
werd verklaard door de bevoegde autoriteiten van een gemeenschap en die in
België beroepsactiviteiten wensen uit te oefenen vermeld in de artikelen 2,
3, 3, 3, §2, 21bis, 21quater of 21octiesdecies of die in aanmerking wenden te
komen voor het uitoefenen van een paramedisch beroep in overeenstemming met
hoofdstuk II, kunnen pas hun beroep uitoefenen, nadat zijn hiertoe door de
Koning toegelaten werden en nadat zij bovendien de andere voorwaarden voor
het uitoefenen van hun beroep, vermeld in dit besluit, vervuld hebben. ” Art. 31. wijzigt Art. 49quater van KB78 als volgt: "De Koning
is gemachtigd om de benamingen van de diploma’s die toegang verlenen tot het
uitoefenen van de beroepen of activiteiten vermeld in de artikelen 2, 3, 4,
5, §2, 21bis, 21quater, 21octiesdecies en 22 aan te passen aan de benamingen
van de diploma’s afgeleverd door de Gemeenschappen. ” Art.32. wijzigt Art.50. §1 van KB78 als volgt: "De wet van
12 maart 1818 tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende
takken van de geneeskunst betreft, uitgelegd bij de wet van 27 maart 1853 en
gewijzigd bij de wetten van 24 februari 1921, 18 juli 1946 en 25 juli 1952,
wordt opgeheven. Ten titel van overgangsbepaling en
zolang de koninklijke besluiten voorzien bij de artikelen 5, 6, 21quinquies,
§1, b, in artikel 21octiesdecies, §5,
en 23, §1 niet zullen genomen zijn, blijven de huidige modaliteiten van
uitvoering van de daardoor bedoelde handelingen of prestaties, zoals zij
worden beperkt door de rechtspraak volgend uit de hogervermelde wet van 12
maart 1818, verder van toepassing. ” Art. 33. voegt in KB78 volgend artikel toe: "Art.54quinquies. § 1. In afwijking van artikel
21quinquiesdecies, § 2, derde lid, wordt de in artikel 21quinquiesdecies, §
1, bedoelde erkenning op hun verzoek toegekend
aan personen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet, houder
zijn van een universitair diploma in het domein van de psychologie dat een
opleiding bekroont, die in het kader van het voltijds onderwijs, vier
studiejaren omvat. § 2. Personen die geen houder zijn van het in artikel 21quinquiesdecies, § 2, derde lid, bedoelde diploma maar op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wet houder zijn van de titel van psycholoog en van een diploma dat een opleiding bekroont, die overeenstemt met een opleiding van minstens drie jaar in het kader van een voltijds hoger onderwijs, en gedurende minstens vijf jaar of vanaf het einde van hun studie taken vervullen zoals bedoeld in artikel 21quinquiesdecies, § 4, mogen deze werkzaamheden blijven verrichten. § 3. Op straffe
van verlies van het voordeel verleend bij de bepaling van § 1 of § 2, moeten
zij zich bij de Minister tot wiens
bevoegdheid de volksgezondheid behoort, bekend maken volgens een door de
Koning vastgestelde procedure; bij deze gelegenheid vermelden zij de
werkzaamheden waarvoor zij het voordeel
van de verworven rechten inroepen. De door de
Koning bepaalde procedure zal onder meer de wijze vaststellen waarop het
bewijs van de uitvoering van de in §
1 of § 2 bedoelde handelingen moet worden geleverd. § 4. Voor het
zich bekend maken bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid
behoort, beschikken de in § 1 en § 2 bedoelde personen over één jaar vanaf de inwerkingtreding van het
koninklijk besluit genomen in uitvoering van § 3. Tijdens deze overgangsperiode en zolang niet over hun aanvraag is beslist, mogen zij de in § 1 of § 2 bedoelde handelingen blijven stellen.". We vermoeden dat er in
Art. 33. een fout staat. Wellicht wordt artikel 21octiesdecies bedoeld en niet
artikel 21quinquiesdecies. |
Laatst
bijgewerkt: 14.09.2002
Dit werkdocument
werd door KlinPsy naar beste kunnen opgemaakt als hulpmiddel ter evaluatie van het
wetsontwerp op de uitoefening op de klinische psychologie in België. KlinPsy
kan evenwel niet verantwoordelijk of aansprakelijk gesteld worden voor
eventuele fouten in deze analyse noch voor de verkeerde evaluaties, standpunten
of beslissingen die daaruit zouden kunnen voortvloeien. Ieder die deze tekst
doorneemt wordt uitgenodigd de tekst kritisch te lezen.
KlinPsy-dossier
Statuut Psycholoog