Tuffeau de Lincent

Foto: Georges Wemans, 1996. Dagzoom Tuffeau de Lincent (Molenberg Landen)De op diverse plaatsen in Landen dagzomende vaste gesteenten kregen van de geologen van de Belgische Geologische Dienst tijdens de periode 1880-1980 verschillende benamingen: psammieten (zachte of verharde stenen, in banken of in gekloven toestand voorkomend, witte of grijze kleur, al of niet kleirijk), tuffeau, gaize, al of niet verkiezelde zandige silt/kleistenen, versteende klei, kalkrijke fijne zandsteen. Algemeen wordt de term "tuffeau de Lincent" gehanteerd, alhoewel de petrografische samenstelling van de Landense variant afwijkt van de oorspronkelijk beschrevene (zie hieronder), vooral wat zijn carbonaatgehalte betreft.

In Landen vindt men deze tuffeau terug op bepaalde akkers, bij uitgravingswerken, in bepaalde taluds, wegbermen enz. Door blootstelling aan de lucht krijgen ze een roodbruine oxidatiekleur. Wanneer de stenen verkiezeld zijn hebben ze een blauwgrijze kleur en is hun kalkgehalte verwaarloosbaar klein. De plaatselijke tuffeau werd tot aan de eeuwwisseling geëxploïteerd en aangewend als fundering voor woningen (zo ook bij de Romeinse villae) of als verharding voor veldwegen. Als bouwsteen voor huizen en schuren had hij een slechte reputatie daar hij snel uiteenviel.

Plaatselijk kon de tuffeau nog zeer kalkrijk zijn. Het zijn stenen die uitgebaat werden als natuursteen. Inmiddels zijn alle groeven gesloten. De type-beschrijving die hiern volgt heeft betrekking op de deze natuursteen (Wansin)

 

Petrografie van de Tuffeau de Lincent (De Geyter G., 1990. Bull.Soc.belge de Géologie,T.99/2).

Bijgaand een foto van een slijpplaatje van de Tuffeau de Lincent (microscoop). Let op de holten ontstaan door de oplossing van sponsnaalden (spicula, in overlangse of dwarse doorsneden), de resten van fossielen, de glauconietkorrels, het cement... Door de holten is de steen vrij poreus. De holten zijn echter niet met elkaar verbonden zodat de steen vorstgevoelig is.

Met dank aan Prof.dr. NIJS (R.U.Gent)

Het zojuist beschreven gesteente dagzoomt ten zuidwesten van Landen in het stroomgebied van de bovenloop van de Kleine Gete en haar bijriviertjes.Op zijn mooist kan hij tot zijn recht komen in het buitenparement van kerkgebouwen. Het kerkje van Sint-Jan de Doper van Walsbets (zie foto rechts) werd bijna geheel (zowel binnen als buiten) met deze steen opgebouwd. In het Sint-Amanduskerkje van Wezeren werd hij bij de restauratie van 1995 in het buitenparement aangewend. Binnen het kerkje kan men hem eveneens terugvinden in een onverweerde staat. De steenbloklagen van het beroemde altaar (foto links) met inbegrip van de nissen en rozetten bestaan uit dit gesteente. Een nadeel van deze steen is zijn sterke vorstgevoeligheid. De muren die in deze steen worden opgetrokken vertonen na bepaalde tijd afbrokkelingsverschijnselen.

Foto: Georges Wemans - buitenparement St-Jan de Doperkerk Walsbets