MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

20 OKTOBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering inzake interlandelijke adoptie



De Vlaamse regering,
Gelet op het decreet van 15 juli 1997 inzake interlandelijke adoptie;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 juli 1998;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid die gemotiveerd wordt door de omstandigheid dat, teneinde volstrekte rechtszekerheid te bieden aan de kandidaat-adoptanten en het werkveld, alle bepalingen van het decreet van 15 juli 1997 inzake interlandelijke adoptie ten spoedigste formeel in werking moeten gesteld worden en hun uitvoering moeten krijgen, temeer een aantal bepalingen van dit decreet reeds met ingang van 1 juli 1997 bij wijze van project in de praktijk werden gerealiseerd en dit project thans positief kan afgesloten worden;
Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 29 september 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn;
Na beraadslaging,
Besluit :
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder :
1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
2° Centrum Algemeen Welzijnswerk : een centrum voor algemeen welzijnswerk als bedoeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk;
3° decreet : het decreet van 15 juli 1997 inzake interlandelijke adoptie.
HOOFDSTUK II. - Aanwijzing van de Vlaamse Centrale Autoriteit
Art. 2. De Vlaamse regering wijst de openbare instelling Kind en Gezin aan als Vlaamse Centrale Autoriteit inzake de interlandelijke adoptiebemiddeling.
Art. 3. De Vlaamse Centrale Autoriteit wordt belast met de volgende opdrachten :
1° alle taken vermeld in het decreet en in dit besluit;
2° elke taak, opgedragen door artikelen 20 en 21 van het verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen te New York op 20 november 1989, door het verdrag inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van interlandelijke adoptie, ondertekend in Den Haag op 29 mei 1993 of door elke andere Internationale Conventie of elk ander akkoord dat betrekking heeft op interlandelijke adoptie, die de Belgische Staat of de Vlaamse Gemeenschap heeft geratificeerd;
3° het bewerkstelligen van een internationale samenwerking met de bevoegde buitenlandse overheden zodat bij interlandelijke adopties het belang van het kind en zijn fundamentele rechten worden gewaarborgd en rechtsregels van de gemeenschappen, federale en internationale overheden worden uitgevoerd;
4° het verstrekken aan buitenlandse overheden van alle informatie over de regelgeving inzake adoptie alsook van andere relevante gegevens zoals statistieken en typeformulieren;
5° de informatie-uitwisseling met de bevoegde buitenlandse overheden inzake de uitvoering van het in 2° bedoelde verdrag inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van interlandelijke adoptie, alsook het opheffen van bestaande hinderpalen;
6° het begeleiden van de erkende adoptiediensten bij het tot stand brengen van een samenwerkingsverband in het buitenland, bij het ontwikkelen van correcte bemiddelingsprocedures, bij het evalueren en verbeteren van de concrete adoptiebemiddeling;
7° het bemiddelen tussen de bevoegde buitenlandse overheden en de erkende Vlaamse diensten.
HOOFDSTUK III. - Melding en registratie bij de Vlaamse Centrale Autoriteit
Art. 4. De Vlaamse Centrale Autoriteit registreert de melding van het adoptievoornemen van de kandidaat-adoptanten en volgt het verdere verloop van de adoptieprocedure.
De Vlaamse Centrale Autoriteit kan hiervoor administratieve richtlijnen vastleggen.
HOOFDSTUK IV. - Verplichte voorbereiding op interlandelijke adoptie
Art. 5. ¢ 1. De Vlaamse Centrale Autoriteit verwijst de kandidaat-adoptanten door naar een door haar aangeduid vormingscentrum, met het oog op het volgen van het voorbereidingsprogramma "Interlandelijke Adoptie".
¢ 2. De Vlaamse Centrale Autoriteit legt het voorbereidingsprogramma vast, benaderd vanuit de adoptiedriehoek afstandsouders, adoptiekinderen en adoptieouders.
¢ 3. Het voorbereidingsprogramma wordt gevolgd door beide adopterende echtgenoten, of bij adoptie door één persoon door de kandidaat-adoptant en, in voorkomend geval, zijn echtgenoot of samenwonende partner.
Het voorbereidingsprogramma duurt ten minste 20 uur en wordt volledig door de kandidaat-adoptanten gevolgd. De Vlaamse Centrale Autoriteit kan hiervoor nadere inhoudelijke en administratieve richtlijnen vastleggen.
¢ 4. De leden van het voorbereidingsteam geven, zonder toestemming van de kandidaat-adoptanten, op geen enkele wijze informatie over de kandidaat-adoptant door aan derden. Hiervan kan enkel worden afgeweken als de fysieke of psychische integriteit van te plaatsen minderjarigen wordt bedreigd.
¢ 5. De kostprijs van de voorbereiding op adoptie bedraagt 15 000 BEF, te betalen door de kandidaat-adoptant aan de Vlaamse Centrale Autoriteit. Dat bedrag wordt op 1 januari van elk jaar aangepast aan de gezondheidsindex van december 1997. De Vlaamse Centrale Autoriteit stuurt de aanvraag slechts door naar het vormingscentrum na ontvangst van de betaling.
¢ 6. Het voorbereidingsprogramma wordt opgeschort als :
1° de kandidaat-adoptant of zijn eventueel samenwonende partner zwanger is of een kind heeft dat jonger dan zes maanden is;
2° een pleeg- of adoptiekind bij de kandidaat-adoptant wordt geplaatst;
3° de kandidaat-adoptant of zijn eventueel samenwonende partner een medische behandeling ondergaat die gericht is op zwangerschap.
De procedure kan ten vroegste hervat worden zes maanden na de geboorte of plaatsing van een kind of bij stopzetting van de medische behandeling.
Art. 6. ¢ 1. De Vlaamse Centrale Autoriteit kan één of meer vormingscentra erkennen. Om door de Vlaamse Centrale Autoriteit erkend te worden, overeenkomstig artikel 4, ¢ 2, van het decreet, dient een vormingscentrum aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° beschikken over een voorbereidingsteam dat bestaat uit een coördinator en gekwalificeerde groepsbegeleiders die beantwoorden aan het door de Vlaamse Centrale Autoriteit opgestelde profiel;
2° uitvoering geven aan het voorbereidingsprogramma, zoals goedgekeurd door de Vlaamse Centrale Autoriteit;
3° meewerken aan de evaluatie en bijsturing van het programma binnen de door de Vlaamse Centrale Autoriteit gecreëerde overlegstructuur;
4° voldoende garanties bieden dat discretie en beroepsgeheim in acht worden genomen ten aanzien van informatie die tijdens de voorbereidingssessies wordt vernomen.
¢ 2. Het vormingscentrum richt zijn aanvraag tot aanduiding bij aangetekend schrijven aan de Vlaamse Centrale Autoriteit, vergezeld van alle nodige stukken waaruit blijkt dat het aan de gestelde voorwaarden voldoet.
¢ 3. De Vlaamse Centrale Autoriteit onderzoekt de aanvraag, eventueel na opvraging van extra stukken of inlichtingen of na inspectie ter plaatse. Ze neemt binnen zes maanden na ontvangst een gemotiveerde beslissing, en brengt de minister daarvan op de hoogte.
Art. 7. ¢ 1. Het vormingscentrum dat door de Vlaamse Centrale Autoriteit is aangeduid wordt gesubsidieerd voor de personeelskosten en werkingskosten voorzover de Vlaamse Centrale Autoriteit de begroting van het vormingscentrum heeft goedgekeurd en de besteding kan worden verantwoord.
¢ 2. Het vormingscentrum ontvangt voor personeels- en werkingskosten een basissubsidiëring per jaar van 3 000 000 BEF. Daarnaast wordt aan dat vormingscentrum, in verhouding tot het aantal gerealiseerde voorbereidingsgroepen en binnen de voorziene kredieten, een bijkomende subsidie toegekend.
¢ 3. De subsidiëring wordt bepaald en uitbetaald door de Vlaamse Centrale Autoriteit.
De Vlaamse Centrale Autoriteit ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit besluit en controleert de correcte besteding van de uitbetaalde bedragen.
HOOFDSTUK V. - Opmaak van een gezinsrapport. - Uitbrengen van een advies
Verlenen van een beginseltoestemming tot adoptie van een in het buitenland verblijvend kind
Art. 8. De procedure, vermeld in artikel 4 van het decreet, mag maximaal één jaar duren te rekenen vanaf de aanmelding bij de Vlaamse Centrale Autoriteit, behalve als de procedure werd opgeschort met toepassing van artikel 5, ¢ 6, of artikel 12 van dit besluit, of als de vertraging toe te schrijven is aan de kandidaat-adoptant.
Art. 9. Nadat de kandidaat-adoptant de verplichte voorbereiding heeft doorlopen, nodigt de Vlaamse Centrale Autoriteit hem uit zich te richten tot een erkend Centrum Algemeen Welzijnswerk met het oog op het opmaken van een gezinsrapport en het uitbrengen van een advies over de geschiktheid van de kandidaat-adoptant voor adoptie, overeenkomstig artikel 4, ¢ 3, van het decreet.
Art. 10. ¢ 1. Het gezinsrapport en het advies hebben betrekking op beide adopterende echtgenoten of, bij adoptie door één persoon, op de kandidaat-adoptant en in voorkomend geval zijn echtgenoot of samenwonende partner.
¢ 2. Het gezinsrapport en het advies worden gerealiseerd na minstens één huisbezoek en drie gesprekken met de hiertoe door het Centrum Algemeen Welzijnswerk aangewezen medewerkers.
¢ 3. Een arts die door het Centrum Algemeen Welzijnswerk is aangewezen, verklaart of er vanuit medisch standpunt geen belemmeringen zijn voor de adoptie van een kind. Een negatief medisch advies wordt schriftelijk aan de kandidaat-adoptant meegedeeld. De arts van het Centrum Algemeen Welzijnswerk zal contact opnemen met de behandelend arts.
¢ 4. De procedure inzake het opmaken van het gezinsrapport en het uitbrengen van een advies is kosteloos voor de kandidaat-adoptant.
¢ 5. Het Centrum Algemeen Welzijnswerk licht de kandidaat-adoptant in over het geformuleerde advies en geeft inzage in het gezinsrapport en het advies. De kandidaat-adoptant kan schriftelijk eigen opmerkingen toevoegen aan het dossier, of de aanvraag tot adoptie intrekken en aan het dossier geen verder gevolg meer geven.
Het Centrum Algemeen Welzijnswerk bezorgt het gezinsrapport, het advies en de eventuele opmerkingen van de kandidaat-adoptant aan de Vlaamse Centrale Autoriteit.
¢ 6. Over de aflevering van de beginseltoestemming wordt beslist overeenkomstig artikel 4, ¢ 4, van het decreet. De kandidaat-adoptant kan aan de Vlaamse Centrale Autoriteit inzage vragen in alle documenten die op hem betrekking hebben, conform de bepalingen van het decreet van 23 oktober 1991 betreffende de openbaarheid van bestuursdocumenten in de diensten en instellingen van de Vlaamse regering.
¢ 7. De Vlaamse Centrale Autoriteit kan administratieve richtlijnen opmaken inzake de in artikel 4 van het decreet vermelde procedure.
Art. 11. ¢ 1. De kandidaat-adoptant meldt aan de Vlaamse Centrale Autoriteit naar welke erkende adoptiedienst het rapport en de beginseltoestemming worden opgestuurd voor bemiddeling of deelbemiddeling.
¢ 2. Als de kandidaat-adoptant zonder tussenkomst van een erkende adoptiedienst wenst te adopteren, stuurt de Vlaamse Centrale Autoriteit hem een kopie van het advies, het gezinsrapport en de beginseltoestemming, met het oog op de vertaling ervan. De Vlaamse Centrale Autoriteit stuurt het origineel van de vermelde documenten en van de beginseltoestemming rechtstreeks naar het buitenlandse contact dat ze heeft onderzocht en goedgekeurd.
¢ 3. De kosten van het onderzoek van het buitenlandse contact worden vastgelegd op 25 000 BEF. Dat bedrag wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en wordt voor de procedure, vermeld in artikel 11 van het decreet, betaald aan de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Art. 12. De in dit hoofdstuk bedoelde procedure wordt opgeschort als :
1° de kandidaat-adoptant of zijn eventueel samenwonende partner zwanger is of een kind heeft dat jonger dan zes maanden is;
2° een pleeg- of adoptiekind bij de kandidaat-adoptant wordt geplaatst;
3° de kandidaat-adoptant of zijn eventueel samenwonende partner een medische behandeling ondergaat die gericht is op zwangerschap.
De procedure kan ten vroegste hervat worden zes maanden na de geboorte of plaatsing van een kind of bij stopzetting van de medische behandeling.
Art. 13. ¢ 1. Per provincie kan maximaal één Centrum Algemeen Welzijnswerk erkend worden voor het voeren van onderzoeken met het oog op het opstellen van gezinsrapporten en het uitbrengen van adviezen over de geschiktheid van kandidaat-adoptanten. De erkenning wordt door de minister verleend.
¢ 2. Om erkend te worden voor het vervullen van de in ¢ 1 bedoelde opdracht, dient een Centrum Algemeen Welzijnswerk aan de volgende voorwaarden te voldoen :
1° beschikken over voldoende en aangepaste infrastructuur om de gesprekken met kandidaat-adoptanten te laten verlopen met maximale garanties voor de privacy;
2° beschikken over een evaluatieteam dat bestaat uit twee maatschappelijk assistenten en twee psychologen of uit personen met een gelijkgesteld diploma;
3° op systematische wijze de richtlijnen van de Vlaamse Centrale Autoriteit inzake gezinsrapportering en advisering volgen;
4° de door de Vlaamse Centrale Autoriteit aangeboden vorming volgen;
5° zijn opdracht vervullen op kwalitatieve wijze met respect voor de kandidaat-adoptanten en met als doelstelling de naleving van de fundamentele rechten van het kind;
6° op correcte wijze de organisatorische en financiële aspecten van zijn werking opnemen en verantwoorden t.a.v. de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Art. 14. ¢ 1. Het Centrum Algemeen Welzijnswerk richt zijn aanvraag tot erkenning bij aangetekend schrijven aan de Vlaamse Centrale Autoriteit, vergezeld van de statuten van de dienst en van alle nodige stukken waaruit blijkt dat aan de gestelde erkenningsvoorwaarden is voldaan.
¢ 2. De Vlaamse Centrale Autoriteit onderzoekt de aanvraag, eventueel na opvraging van extra stukken of inlichtingen of na inspectie ter plaatse, en geeft binnen zes maanden na ontvangst een gemotiveerd en eensluidend advies aan de minister.
¢ 3. De minister brengt de Vlaamse Centrale Autoriteit binnen de drie maanden na ontvangst van het advies van de Vlaamse Centrale Autoriteit op de hoogte van zijn beslissing.
De Vlaamse Centrale Autoriteit bezorgt de beslissing aan het Centrum Algemeen Welzijnswerk onmiddellijk na kennisgeving door de minister.
¢ 4. De erkenning wordt verleend voor een hernieuwbare termijn van maximaal vijf jaar.
Een vernieuwing van de erkenning moet worden aangevraagd uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de erkenningstermijn, op de in ¢ 1 bepaalde wijze.
Art. 15. ¢ 1. Het door de minister erkend Centrum Algemeen Welzijnswerk wordt gesubsidieerd voor de personeelskosten en de werkingskosten voorzover de Vlaamse Centrale Autoriteit de begroting van het centrum goedkeurt en de besteding kan worden verantwoord.
¢ 2. Het Centrum Algemeen Welzijnswerk ontvangt voor personeel- en werkingskosten een basissubsidiëring per jaar van 2 000 000 BEF. Daarnaast wordt aan de Centra Algemeen Welzijnswerk, in verhouding tot de gerealiseerde gezinsonderzoeken en binnen de voorziene kredieten, een bijkomende subsidie toegekend.
¢ 3. De subsidiëring wordt bepaald en uitbetaald door de Vlaamse Centrale Autoriteit.
De Vlaamse Centrale Autoriteit ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit besluit en controleert de correcte besteding van de uitbetaalde bedragen.
HOOFDSTUK VI. - Oprichting en werking van de adviescommissie inzake het verlenen van een beginseltoestemming tot interlandelijke adoptie
Afdeling 1. - Samenstelling
Art. 16. De adviescommissie bestaat uit maximaal vier leden, onder wie een voorzitter. Ze worden door de minister aangewezen op basis van hun deskundigheid en ervaring met betrekking tot adoptie en/of het functioneren van gezinnen, voor een hernieuwbare termijn van drie jaar.
Art. 17. Het lidmaatschap van de adviescommissie is onverenigbaar met :
1° de hoedanigheid van voorzitter, beheerder, directeur of medewerker van een vormingscentrum dat het voorbereidingsprogramma inzake interlandelijke adoptie organiseert;
2° de hoedanigheid van voorzitter, beheerder, directeur of medewerker van een Centrum Algemeen Welzijnswerk dat is aangewezen voor het opmaken van het gezinsrapport en het uitbrengen van een advies inzake de geschiktheid van de kandidaat-adoptant;
3° de hoedanigheid van ambtenaar bij Kind en Gezin;
4° het lidmaatschap van de raad van bestuur van Kind en Gezin;
5° de hoedanigheid van personeelslid of beheerder van een adoptiedienst of van een federatie of belangenorganisatie inzake adoptie.
Art. 18. De minister kan een einde stellen aan het mandaat van één of meer leden in de volgende gevallen :
1° als het betrokken lid er zelf om verzoekt;
2° als betrokkene het vertrouwelijke karakter van de beraadslagingen niet respecteert of vertrouwelijke documenten verspreidt;
3° als de betrokkene activiteiten verricht of functies vervult die onverenigbaar zijn met het mandaat of die strijdige belangen meebrengen.
Afdeling 2. - Opdrachtbepaling
Art. 19. ¢ 1. De adviescommissie heeft als opdracht een negatieve beslissing inzake de geschiktheid tot adoptie van een buitenlands kind in heroverweging te nemen en een advies te verlenen aan de Vlaamse Centrale Autoriteit.
¢ 2. Bij deze opdracht wordt uitgegaan van het belang van het kind en diens fundamentele rechten zoals vastgelegd in het verdrag inzake de rechten van het kind, aangenomen te New York op 20 november 1989.
Art. 20. De adviescommissie kan op eigen initiatief of op verzoek van de minister advies of aanbevelingen verstrekken inzake de voorbereiding of gezinsevaluatie van kandidaat-adoptanten.
Afdeling 3. - Procedure
Art. 21. Een verzoek tot heroverweging is slechts ontvankelijk als het voornemen tot het uitbrengen van een negatieve beslissing formeel werd betekend en de verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend, conform artikel 4, ¢ 4, van het decreet.
Art. 22. ¢ 1. De Vlaamse Centrale Autoriteit bezorgt het verzoekschrift samen met het volledige dossier en de eventuele verweermiddelen aan de adviescommissie binnen 30 dagen na ontvangst.
¢ 2. De adviescommissie verleent haar advies op stukken. De verzoeker wordt door de adviescommissie vooraf gehoord als hij hierom verzocht heeft in zijn verzoekschrift of als de Vlaamse Centrale Autoriteit of een lid van de adviescommissie dit wenst.
¢ 3. De adviescommissie brengt binnen twee maanden na ontvangst van het volledige dossier een advies uit inzake de geschiktheid tot buitenlandse adoptie van de verzoeker.
In uitzonderlijke omstandigheden kan de adviescommissie bij gemotiveerd schrijven, gericht aan de Vlaamse Centrale Autoriteit, melden dat de termijn voor het verstrekken van haar advies met een maand verlengd wordt.
¢ 4. Het advies is met redenen omkleed en wordt bij aangetekende brief bezorgd aan de Vlaamse Centrale Autoriteit.
¢ 5. Na ontvangst van het advies betekent de Vlaamse Centrale Autoriteit aan de verzoeker binnen 30 dagen bij aangetekend schrijven een gemotiveerde beslissing inzake het al dan niet verlenen van een beginseltoestemming.
¢ 6. De adviescommissie kan geldig beraadslagen en adviseren als de helft van haar leden aanwezig is. Als er afwijkende meningen zijn, kunnen die in het advies worden opgenomen.
Art. 23. De vergaderingen van de adviescommissie zijn niet openbaar. De beraadslagingen zijn vertrouwelijk.
Afdeling 4. - Werking van het secretariaat
Art. 24. De Vlaamse Centrale Autoriteit verzorgt het secretariaat en de bewaring van de dossiers van de adviescommissie.
Art. 25. De adviescommissie legt een huishoudelijk reglement ter goedkeuring voor aan de minister.
Afdeling 5. - Presentiegelden en vergoeding
Art. 26. Aan de leden van de adviescommissie worden de presentiegelden en vergoedingen toegekend die worden bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen.
Art. 27. Aan punt 4 van de bijlage gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen, wordt de volgende bepaling toegevoegd :
« - de adviescommissie interlandelijke adoptie ».
HOOFDSTUK VII. - Adoptiebemiddeling via erkende adoptiediensten
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 28. ¢ 1. De kandidaat-adoptant meldt aan de Vlaamse Centrale Autoriteit zijn keuze inzake de adoptiedienst, waarna het rapport en de beginseltoestemming dadelijk aan deze adoptiedienst worden doorgegeven.
¢ 2. Indien de kandidaat-adoptant zich tijdens de procedure alsnog tot een andere adoptiedienst wenst te richten, dan meldt hij dit schriftelijk aan de Vlaamse Centrale Autoriteit. Na verbreking of opschorting van de eerste overeenkomst en betaling aan de adoptiedienst voor de gepresteerde diensten kan hij zich tot een andere adoptiedienst wenden.
¢ 3. De adoptiedienst registreert en bewaart de adoptiedossiers volgens de richtlijnen van de Vlaamse Centrale Autoriteit.
Afdeling 2. - Voorwaarden tot erkenning adoptiediensten
Art. 29. ¢ 1. Een adoptiedienst dient te beschikken over een interdisciplinair team dat ten minste uit drie personen bestaat en waarin volgende disciplines vertegenwoordigd zijn : een arts, een licentiaat in de psychologie, pedagogie of gelijkwaardig diploma en een maatschappelijk assistent of de houder van een ander diploma van ten minste het niveau hoger onderwijs buiten de universiteit met sociale, psychologische of pedagogische oriëntatie. De leidinggevende persoon maakt eveneens deel uit van dit interdisciplinair team.
De teamleden zijn aan de adoptiedienst verbonden door middel van ofwel een schriftelijke arbeidsovereenkomst, ofwel een schriftelijke samenwerkings-overeenkomst.
¢ 2. De adoptiedienst beschikt ten minste over de volgende infrastructuur :
1° een ontvangstruimte en een wachtkamer die elk afzonderlijk ingericht zijn, zodat ze de privacy van de kandidaat-adoptanten waarborgen;
2° een telefoon die in de telefoongids vermeld staat op naam van de adoptiedienst.
¢ 3. De adoptiedienst is gedurende ten minste tien uren per week toegankelijk voor het publiek en heeft minimum één avonddienst per week.
¢ 4. De persoon die belast is met de dagelijkse leiding over de adoptiedienst dient te beschikken over :
1° een diploma van maatschappelijk assistent;
2° een ander diploma van ten minste het niveau hoger onderwijs buiten de universiteit met sociale, psychologische of pedagogische oriëntatie;
3° een diploma van licentiaat in de psychologie of pedagogie of gelijkwaardig;
4° een diploma van geneeskunde.
Afdeling 3. - Erkenningsprocedure adoptiediensten
Art. 30. ¢ 1. De adoptiedienst stuurt zijn erkenningsaanvraag aangetekend naar de Vlaamse Centrale Autoriteit, vergezeld van de statuten van de dienst en van alle nodige stukken waaruit blijkt dat aan de wettelijke bepalingen inzake erkenning van adoptiedienst is voldaan.
¢ 2. De Vlaamse Centrale Autoriteit onderzoekt de aanvraag, desgevallend na opvraging van bijkomende stukken of inlichtingen of na inspectie ter plaatse, en geeft uiterlijk zes maanden na ontvangst een gemotiveerd advies aan de minister.
¢ 3. De minister deelt zijn beslissing mee aan de Vlaamse Centrale Autoriteit, uiterlijk drie maanden na ontvangst van het advies.
De Vlaamse Centrale Autoriteit bezorgt de ministeriële beslissing onmiddellijk aan de adoptiedienst.
¢ 4. De adoptiedienst wordt erkend voor een telkens hernieuwbare termijn van maximum vijf jaar.
Een aanvraag tot hernieuwing van de erkenning wordt uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de erkenningstermijn ingediend, op de in ¢ 1 bepaalde wijze.
De adoptiedienst wordt van de beslissing omtrent de verlenging van de erkenning in kennis gesteld vóór het verlopen van de erkenningstermijn.
Afdeling 4. - Werking adoptiediensten
Art. 31. De taken van de adoptiedienst, bepaald in artikel 6, ¢ 2, van het decreet, worden als volgt nader gespecifieerd :
1° een kindstudie wordt uitgevoerd volgens het schema in de bijlage van dit besluit teneinde de juridische en psychosociale adoptabiliteit aan te tonen;
2° per adoptiekanaal legt de adoptiedienst aan de Vlaamse Centrale Autoriteit ter goedkeuring een volledig informatiedossier voor conform de « Handleiding buitenlandse kanalen », opgemaakt door de Vlaamse Centrale Autoriteit;
3° de adoptiedienst registreert op systematische en overzichtelijke wijze de besprekingen van het interdisciplinair team inzake de toewijzing van de kinderen aan de kandidaat-adoptanten, zoals bedoeld in artikel 6, ¢ 2, 5° van het decreet;
4° de overeenkomst vermeld in artikel 6, ¢ 2, 7° van het decreet wordt ter ondertekening aan de kandidaat-adoptant voorgelegd na het bekomen van de beginseltoestemming van de Vlaamse Centrale Autoriteit.
De datum van de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, 4°, is bepalend voor de opname van de kandidaat-adoptant op de wachtlijst, die de volgorde van toewijzing aangeeft zonder afbreuk te doen aan het principe dat voor het adoptiekind de meest geschikte adoptant dient te worden gezocht. Een afwijking van de wachtlijst dient gemotiveerd te worden.
In de overeenkomst, bedoeld in eerste lid, 4°, wordt een gedetailleerde weergave gegeven van de aard en de grootte van de kosten, alsook van de betalingswijze. Dit geschiedt hetzij door verrekening van de kosten van elk dossier afzonderlijk; hetzij door verrekening van de gemiddelde werkingskost van één dossier gezien op het totaal aantal dossiers van het betrokken jaar. In beide gevallen is ongepast financieel gewin uitgesloten en kan de Vlaamse Centrale Autoriteit elke noodzakelijke controle doorvoeren.
Uitzonderlijke en onvoorziene kosten worden afdoende gemotiveerd en dienen het voorwerp uit te maken van een addendum aan de overeenkomst tussen adoptant en adoptiedienst.
De overeenkomst kan door beide partijen worden opgezegd. De adoptiedienst wordt enkel vergoed voor de reeds geleverde prestaties.
De opzegging door de adoptiedienst dient bij aangetekend schrijven te gebeuren. De Vlaamse Centrale Autoriteit ontvangt hiervan een gemotiveerde melding. De adoptiedienst kan de overeenkomst slechts opzeggen indien de situatie van de adoptant(en) in belangrijke mate afwijkt van de oorspronkelijke gezinssituatie en de dienst aantoont dat hij niet kan bemiddelen voor de kandidaat-adoptant of indien de kandidaat-adoptant de overeenkomst niet naleeft.
Art. 32. De adoptiedienst kan onder de hierna bepaalde voorwaarden een deelbemiddeling realiseren, zoals bedoeld in artikel 15 van het decreet, ten behoeve van de kandidaat-adoptant die zich rechtstreeks wenst te richten tot buitenlandse autoriteiten, instellingen of personen :
1° de kandidaat-adoptant dient te beschikken over een beginseltoestemming afgeleverd door de Vlaamse Centrale Autoriteit;
2° de adoptiedienst verleent zijn samenwerking aan de Vlaamse Centrale Autoriteit bij de controle van het buitenlands contact;
3° de deelbemiddeling maakt het voorwerp uit van een overeenkomst tussen de adoptiedienst en de kandidaat-adoptant;
4° de Vlaamse Centrale Autoriteit kan nadere richtlijnen geven omtrent de voorschriften van de in dit artikel omschreven opdracht.
Art. 33. ¢ 1. De dossiers en wachtlijsten worden met maximale discretie behandeld en bewaard en zijn enkel toegankelijk via de leidinggevende persoon.
¢ 2. De leidinggevende persoon geeft op verzoek van de Vlaamse Centrale Autoriteit aan diens afgevaardigde toegang tot de dossiers, documenten en wachtlijsten.
¢ 3. Geen dossier of element uit het dossier kan zonder toestemming van de betrokkene(n) worden overgedragen of meegedeeld aan een andere adoptiedienst of hulpverlenende instantie.
¢ 4. Het volledige gezinsdossier wordt bewaard door de adoptiedienst.
Bij opheffing of intrekking van de erkenning van de adoptiedienst worden de afgehandelde dossiers en de nog in behandeling zijnde dossiers overgedragen aan de Vlaamse Centrale Autoriteit.
De adoptiedienst beschikt over een schriftelijke regeling voor de in behandeling zijnde dossiers en wachtlijsten bij opheffing van de adoptiedienst.
¢ 5. De gegevens opgenomen in de dossiers en wachtlijsten, alsmede alle informatie die de teamleden van de diensten omtrent de betrokkenen vergaarden, zijn beschermd door het beroepsgeheim.
Afdeling 5. - Toezicht
Art. 34. ¢ 1. Vóór het einde van de maand maart van elk jaar legt de adoptiedienst volgende stukken over het voorbije werkingsjaar aan de Vlaamse Centrale Autoriteit over :
1° een verslag over de activiteiten van het voorbije werkingsjaar met in het bijzonder een overzicht van de gesloten overeenkomsten met kandidaat-adoptanten, de georganiseerde voorbereiding en nazorg en de gerealiseerde adopties;
2° een staat van inkomsten en uitgaven;
3° een lijst met de leden van het interdisciplinair team met vermelding van hun diploma's en het aantal gepresteerde uren.
¢ 2. De boekhouding wordt gevoerd volgens de richtlijnen van de Vlaamse Centrale Autoriteit.
¢ 3. Het toezicht over de adoptiediensten wordt uitgeoefend door de ambtenaren van de Vlaamse Centrale Autoriteit die hiertoe zijn aangewezen. Zij hebben vrije toegang tot de lokalen van de adoptiedienst en hebben het recht alle administratieve stukken en dossiers te raadplegen.
¢ 4. De adoptiediensten delen aan de Vlaamse Centrale Autoriteit hun huishoudelijk reglement mede.
Afdeling 6. - Subsidiëring van de adoptiediensten
Art. 35. De adoptiediensten die bemiddelen bij interlandelijke adoptie ontvangen een subsidiëring onder de voorwaarden bepaald in dit besluit.
Art. 36. De adoptiediensten die bemiddelen bij internationale adoptie en die erkend zijn voor een periode van langer dan twee jaar ontvangen :
1° een eenmalige subsidiëring van 200 000 BEF voor de uitrustingsgoederen;
2° een jaarlijkse subsidiëring van 300 000 BEF voor de werkingskosten :;
3° per herkomstland een jaarlijkse subsidiëring van 100 000 BEF voor onderzoek of evaluatie van buitenlandse kanalen in de herkomstlanden, waarbij de adoptiedienst maximaal de subsidiëring van twee kanaalonderzoeken per jaar kan aanvragen.
Art. 37. ¢ 1. De adoptiediensten die voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 36 van dit besluit, die een gestructureerde samenwerking opzetten met het oog op een fusie, kunnen bijkomend een jaarlijkse forfaitaire subsidiëring ontvangen van 800 000 BEF.
¢ 2. De gestructureerde samenwerking dient vooraf te worden goedgekeurd door de Vlaamse Centrale Autoriteit.
¢ 3. Samenwerkende diensten behouden de subsidiëring voorzien in artikel 36 van dit besluit.
Art. 38. ¢ 1. De adoptiediensten die bemiddelen bij interlandelijke adoptie en die erkend zijn voor een periode van minstens één jaar, kunnen een project indienen ter bevordering van de werking in de herkomstlanden.
¢ 2. De Vlaamse Centrale Autoriteit kan het project goedkeuren en binnen de beschikbare kredieten een projectsubsidie toekennen.
¢ 3. Per kalenderjaar kan maximaal één project worden ingediend. De adoptiedienst kan de verlenging van een goedgekeurd project aanvragen.
Art. 39. De Vlaamse Centrale Autoriteit betaalt de bedragen uit die in dit besluit worden vermeld.
Art. 40. De Vlaamse Centrale Autoriteit ziet toe op de naleving van de bepalingen van dit besluit en controleert de correcte besteding van de uitbetaalde bedragen.
HOOFDSTUK VIII. - Zelfstandige adopties
Art. 41. ¢ 1. Ter uitvoering van artikel 14 van het decreet gaat de Vlaamse Centrale Autoriteit over tot de controle van het degelijk en volledig gedocumenteerde dossier inzake het buitenlands contact, mits positief advies werd verstrekt inzake de beginseltoestemming en na ontvangst van de forfaitaire vergoeding vermeld in artikel 6, ¢ 3, van dit besluit.
¢ 2. De Vlaamse Centrale Autoriteit onderzoekt of contact legaal is alsook of er voldoende garanties zijn dat de rechten van de betrokken minderjarige worden geëerbiedigd, zoals vastgelegd in de UNO-conventie van de Rechten van het Kind tot bescherming van de rechten van het kind.
¢ 3. Het onderzoek wordt gevoerd volgens de "handleiding buitenlandse contacten zelfdoeners", opgemaakt door Vlaamse Centrale Autoriteit.
¢ 4. De kandidaat-adoptant respecteert de vraag van de herkomstlanden inzake opvolgingsrapporten. Voor de eerste begeleiding na de plaatsing en voor het opmaken van de opvolgingsrapporten betaalt de kandidaat-adoptant voor de Vlaamse Centrale Autoriteit of de erkende adoptiedienst een vergoeding van 15 000 BEF. Dat bedrag jaarlijks aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.
HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen
Art. 42. De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 1990 tot uitvoering van het decreet van 3 mei 1989 houdende de erkenning van adoptiediensten, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 23 maart 1994;
2° het besluit van 16 maart 1994 houdende aanduiding van Kind en Gezin als bevoegde instantie inzake interlandelijke adoptie.
Art. 43. ¢ 1. Een kandidaat-adoptant die al een kind geadopteerd heeft via een erkende adoptiedienst, overeenkomstig het decreet van 3 mei 1989, is vrijgesteld van de voorbereiding die wordt georganiseerd voor de evaluatie zoals bepaald in artikel 5 van dit besluit. Die vrijstelling geldt alleen als niet meer dan 5 jaar is verstreken tussen de vorige adoptie en de huidige aanvraag. Als deze adoptie werd gerealiseerd in een vorig huwelijk of een vorige relatie van de kandidaat-adoptant, moet hij de voorbereiding opnieuw volgen.
¢ 2. De Vlaamse Centrale Autoriteit kan een kandidaat-adoptant die minder dan drie jaar voor de inwerkingtreding van het decreet een collectief voorbereidingsprogramma gevolgd heeft, vrijstellen van de voorbereiding die wordt georganiseerd voor de evaluatie. De Vlaamse Centrale Autoriteit houdt hierbij rekening met de kwaliteit van het gevolgde voorbereidingsprogramma en de tijd die intussen is verstreken.
¢ 3. De aanvragen tot adoptie die vóór de inwerkingtreding van het decreet en dit besluit geregistreerd werden bij een erkende adoptiedienst worden afgehandeld overeenkomstig het decreet en dit besluit.
Art. 44. Het decreet en dit besluit treden in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 45. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 oktober 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
L. MARTENS

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse regering van 20 oktober 1998 inzake interlandelijke adoptie
Enig artikel. Elke kindstudie omvat de onderstaande gegevens :
1° over de natuurlijke ouders :
a) identificatiegegevens (van ouders of voogd);
b) achtergrondgegevens over de natuurlijke ouders en eventueel andere familieleden, meer bepaald over hun sociaal milieu, gezondheidstoestand, de leeftijd en zwangerschap van de moeder;
c) bewijzen dat ze vrijwillig afstand hebben gedaan van het kind en instemmen met adoptieplaatsing;
d) bewijzen dat als de natuurlijke ouders, de verwanten of de voogd niet bekend zijn, al het mogelijke werd ondernomen om hen op te sporen;
2° over de minderjarige :
a) identificatiegegevens : als de afstamming vaststaat, naam, geslacht, geboortedatum en plaats, nationaliteit en eventuele religieuze overtuiging;
b) omstandigheden van zwangerschap en bevalling van de moeder;
c) gegevens over de fysieke, psychische, emotionele en intellectuele ontwikkeling van het te adopteren kind en het type van zorg dat hij/zij ontving in zijn/haar natuurlijke omgeving en daarna;
d) beeldmateriaal over onder meer tehuis, directe omgeving, minderjarige;
e) gegevens over de redenen en omstandigheden die aanleiding geven tot de adoptieplaatsing;
f) bewijs dat in hoofde van de geadopteerde en zijn vertegenwoordiger voldaan is aan alle voorwaarden, gelet op de toe te passen wetgeving;
g) medisch dossier : naargelang van de herkomst van de geadopteerde is een gericht medisch onderzoek in België verplicht;
h) de instelling Kind en Gezin kan daaromtrent richtlijnen geven.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van (datum) inzake interlandelijke adoptie.
Brussel, 20 oktober 1998.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
L. MARTENS

Publicatie : 1998-12-19