MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

18 JUNI 1998. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen



De Waalse Regering,
Gelet op het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 februari 1998;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 26 februari 1998;
Gelet op de beraadslaging van de Regering van 5 maart 1998 waarbij de Raad van State verzocht wordt advies uit te brengen binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 mei 1998 overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid,
Besluit :


HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.
Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° "decreet" : het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen;
2° "Minister" : de Minister tot wiens bevoegdheden het gezinsbeleid behoort;
3° "centrum" : het centrum voor levens- en gezinsvragen;
4° "bestuur" : de afdeling Derde Leeftijd en Gezin van de algemene directie Sociale Actie en Gezondheid van het Ministerie van het Waalse Gewest.


HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen


Afdeling I. - Multidisciplinair overleg
Art. 3. Wat in artikel 5 van het decreet bedoelde multidisciplinair overleg betreft, moeten de volgende regels in acht worden genomen :
1° alle leden van de ploeg die een medische, psychologische, juridische en sociale functie vervullen, moeten ten minste één keer om de twee maanden vergaderen, evenals elk ander lid van de ploeg voor wie een subsidie wordt verleend krachtens artikel 26 van het decreet;
2° alle leden van de ploeg moeten ten minste drie keer per jaar vergaderen.
Het multidisciplinair overleg heeft met name als doel :
1° de aanvragen te onderzoeken of te onderwerpen aan andere leden van de multidisciplinaire ploeg of aan een meer geschikte buitendienst;
2° de actie van de leden van de multidisciplinaire ploeg te coördineren;
3° de evolutie van de opgevangen personen na te gaan;
4° het project van het centrum te evalueren.
De in het eerste lid bedoelde vergaderingen maken het voorwerp uit van notulen.


Afdeling 2. - Naamloze informatie en gegevens van epidemiologische aard
Art. 4. De in artikel 8 van het decreet bedoelde naamloze informatie en gegevens van epidemiologische aard betreffen :
1° het aantal en het soort aanvragen;
2° de frequentie en de aard van de consulten;
3° de personalia van de aanvragers : leeftijd, geslacht, burgerlijke stand, nationaliteit;
4° de tegengekomen pathologieën of moeilijkheden;
5° de verrichte medische handelingen.


Afdeling 3. - Duur van de verstrekkingen
Art. 5. De duur van de minimale verstrekkingen van de leden van de ploeg is vastgesteld als volgt :
- voor elke psychologische en medische verstrekking, ten minste 10% van de jaarlijkse openingstijden;
- voor elke sociale en juridische verstrekking en voor elke verstrekking i.v.m. de opvang, ten minste 5% van de jaarlijkse openingstijden;
- voor elke verstrekking i.v.m. animaties, ten minste 5% van de jaarlijkse openingstijden.


Afdeling 4. - Overeenkomst met zelfstandige hulpverleners
Art. 6. De zelfstandige hulpverleners die in centra werken, sluiten met de inrichtende macht een geschreven overeenkomst waarbij ze o.a. de in artikel 3, eerste lid, bedoelde multidisciplinaire vergaderingen mogen bijwonen.
De overeenkomst vermeldt in voorkomend geval het deel van de honoraria dat als bijdrage in de kosten van de dienst aan het centrum wordt geristorneerd.
De overeenkomst bepaalt ook dat de opgeëiste honoraria in geen geval hoger mogen zijn dan de tarieven die vastgesteld zijn bij de overeenkomsten die de verzekeringsinstellingen aan de door het RIZIV erkende dienstverleners verbinden.
In voorkomend geval bepaalt de overeenkomst of de animatiefunctie één van de opdrachten is die de zelfstandige hulpverlener te vervullen heeft.


Afdeling 5. - Activiteitenregister
Art. 7. Het in artikel 18 van het decreet bedoelde register moet stroken met het bij dit besluit gevoegde model.
Het register met de consulten, de animaties en de eventuele multidisciplinaire vergaderingen die tijdens de week plaatsvinden, moet één keer per week getekend worden door de verantwoordelijke voor het dagelijkse beheer of, bij diens afwezigheid, door een lid van de multidisciplinaire ploeg.


Afdeling 6. - Toegankelijkheid van de dienst
Art. 8. Het centrum is ten minste zeshonderd uur per jaar en twaalf uur per week toegankelijk en de consulten vinden er plaats binnen een vast werkrooster.
De uren tijdens welke ten minste één lid van de multidisciplinaire ploeg aanwezig is, worden als openingstijden beschouwd.
Het centrum is hoe dan ook één dag per week toegankelijk, tussen 17 en 19 uur, of op zaterdag, tussen 10 en 12 uur.
Het rooster van de permanences en consulten wordt ter kennis gebracht van het publiek en aan de diensten van het bestuur meegedeeld.
Het wordt met name aangeplakt in de lokalen van het centrum en erbuiten.
Art. 9. Het centrum beschikt ten minste over een wachtkamer en over geschikte consultbureaus.
De lokalen moeten de vertrouwelijkheid van de gesprekken en consulten verzekeren.
Het centrum beschikt over een eigen telefoonnummer.


Afdeling 7. - Financiële bijdrage
Art. 10. De financiële bijdrage die voor niet-medische consulten gevraagd kan worden, bedraagt maximum 600 BEF per persoon en per consult.
De financiële bijdrage die voor een zwangerschapsonderbreking gevraagd kan worden, bedraagt maximum 7 000 BEF.
Deze bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd en door de Minister aan de centra meegedeeld.
De financiële bijdrage die voor medische consulten gevraagd kan worden, mag in geen geval hoger zijn dan de persoonlijke bijdrage die ten laste blijft van de begunstigde van de gezondheidszorgverzekering.
Na elke betaling wordt een ontvangbewijs afgegeven waarvan een dubbel in het medisch dossier bewaard wordt.
De datum, het identificatienummer van het consult en het ontvangen bedrag worden vermeld op het ontvangbewijs, dat door de hulpverlener wordt getekend.


Afdeling 8. - Erkenning
Art. 11. Het dossier van de erkenningsaanvraag wordt bij aangetekend schrijven aan de Minister overgemaakt.
Naast de in artikel 23 van het decreet bedoelde gegevens bevat het :
1° de identiteit en de personalia van de vertegenwoordiger van de inrichtende macht;
2° de identificatie van het centrum : benaming, adres, telefoonnummer, openingsdagen en -tijden;
3° de vermelding van de andere subsidiëringsbronnen (overheid of particulieren);
4° de naam, titels, diploma's en functies van elk lid van de multidisciplinaire ploeg, van de verantwoordelijke voor het dagelijkse beheer, hun werkrooster en de omvang van hun verstrekkingen;
5° een afschrift van de arbeidsovereenkomsten, van de in artikel 13 van het decreet bedoelde overeenkomsten en van de overeenkomsten die met vrijwilligers gesloten zijn;
6° het model van het individuele dossier;
7° een plan met de bestemming van de lokalen en de toegang ertoe vanaf de openbare weg;
8° de gemeenten en het aantal mensen aan wie het centrum zijn diensten verleent;
9° het huishoudelijk reglement getekend door de vertegenwoordiger van de inrichtende macht en door de personeelsleden.
Art. 12. Overeenkomstig artikel 33 van het decreet moet het begeleidingscomité advies uitbrengen binnen twee maanden na de indiening van de erkenningsaanvraag.
De Minister beslist over de erkenningsaanvraag binnen twee maanden vanaf de ontvangst van het advies van het begeleidingscomité.
Art. 13. De vernieuwing van de erkenning moet ten hoogste zes maanden en ten minste drie maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenning aangevraagd worden. De aanvraag is bij ter post aangetekende brief aan de Minister te richten. Ze moet vergezeld gaan van het in artikel 11 bedoelde dossier.
De Minister beslist over de vernieuwingsaanvraag na advies van het begeleidingscomité, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, tweede lid.
Art. 14. De aanvragen om erkenning en om vernieuwing van erkenning worden door het bestuur behandeld.
Indien al de in artikel 11 van dit besluit bedoelde documenten en gegevens niet bij de aanvraag gevoegd zijn, wordt de aanvrager door het bestuur verwittigd binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag. In zijn bericht verzoekt het bestuur de aanvrager erom zijn dossier aan te vullen en vermeldt het de ontbrekende documenten en gegevens.
De Minister neemt de aanvraag om erkenning en om vernieuwing van erkenning slechts in aanmerking als het door de aanvrager ingediende dossier, in voorkomend geval aangevuld overeenkomstig de bepalingen van het tweede lid, aan de in artikel 11 bedoelde vereisten voldoet.
Art. 15. Wanneer een erkend centrum de bepalingen van het decreet of van de uitvoeringsbesluiten ervan niet in acht neemt, kan de Minister beslissen hetzij de erkenning in te trekken, hetzij de toelagen te verminderen of te schorsen, of de erkenning te schorsen.
Het centrum ten opzichte waarvan wordt overwogen één van de in het eerste lid bedoelde beslissingen te nemen, wordt daarvan op de hoogte gebracht. Het wordt verzocht zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van het voorstel van beslissing. Deze opmerkingen worden aan het begeleidingscomité overgemaakt. Het dossier met het voorstel van beslissing en de opmerkingen worden aan het begeleidingscomité gestuurd.
De beslissing wordt genomen na advies van het begeleidingscomité, overeenkomstig de bepalingen van artikel 12, tweede lid. De datum van inwerkingtreding, de duur en, als het om een vermindering van de toelagen gaat, het bedrag ervan worden er o.a. in aangegeven.
Art. 16. De beslissing tot herziening, schorsing, weigering, intrekking of niet-vernieuwing van de erkenning wordt bij ter post aangetekende brief aan de aanvrager meegedeeld. Tegen de beslissing kan een beroep bij de Regering worden ingesteld.
Het beroep moet binnen twee maanden na de mededeling van de betwiste beslissing bij aangetekend schrijven ingediend worden bij de Minister, die het aan de Regering onderwerpt.
Het beroep is niet schorsend. Ingeval het beroep tegen een beslissing tot herziening, schorsing, intrekking of niet-vernieuwing van de erkenning ontvankelijk is, wordt het recht op de toelagen hersteld vanaf de door de Regering bepaalde datum.


Afdeling 9. - Toelagen
Art. 17. Het erkenningsbesluit bepaalt in welke categorie elk erkend centrum wordt ingedeeld op grond van het aantal activiteiten die het in de loop van het jaar verricht :
Categorie I : minder dan 1 000 activiteiten;
Categorie II : 1 000 à 2 499 activiteiten;
Categorie III : 2 500 à 4 000 activiteiten;
Categorie IV : meer dan 4 000 activiteiten.
De consulten worden beschouwd als één activiteit.
De in artikel 3, eerste lid, bedoelde multidisciplinaire vergaderingen worden beschouwd als één activiteit.
De animaties worden beschouwd als twee activiteiten.
De zwangerschapsonderbreking wordt beschouwd als acht activiteiten.
De consulten per telefoon worden niet in aanmerking genomen.
Art. 18. De centra krijgen toelagen voor hun werkingskosten op grond van de categorie waarin ze ingedeeld zijn. Het bedrag van de toelagen wordt berekend op grond van de onderstaande minima :
Categorie I : 180 000 BEF;
Categorie II : 500 000 BEF;
Categorie III : 800 000 BEF;
Categorie IV : 1 000 000 BEF.
De overeenkomstig dit artikel toegekende toelagen mogen gebruikt worden voor de betaling van alle door het centrum gedragen kosten, met uitzondering van de personeelskosten of van de kosten voor de verstrekkingen van de zelfstandige hulpverleners die krachtens de artikelen 26 en 27 van het decreet gesubsidieerd worden.
De bovenbedoelde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd, op grond van de gezondheidsindex van 1 januari 1998, en door de Minister aan de centra meegedeeld.
Art. 19. Het erkenningsbesluit wordt overeenkomstig artikel 28 van het decreet na elke verandering van categorie gewijzigd.
In dat geval wordt het begeleidingscomité verzocht advies uit te brengen, zoals bedoeld in artikel 12, eerste lid.
Op de dag van de indiening van de aanvraag om verandering van categorie moet het centrum een vol jaar gewerkt hebben overeenkomstig de criteria tot bepaling van de hogere categorie waarvoor de wijziging van het erkenningsbesluit gevraagd wordt.
Art. 20. Als een centrum niet kan bewijzen dat het over één kalenderjaar het minimumaantal activiteiten heeft verricht dat voorzien is voor de categorie waarvoor het erkend is, wordt de toelage verminderd naar rata van de werkelijk verrichte activiteiten, en kan de Minister van ambtswege overgaan tot de herziening van het erkenningsbesluit.
De Minister betekent het voorstel tot herziening aan het centrum, dat over een termijn van vijftien dagen beschikt om zijn opmerkingen schriftelijk in te dienen.
Het voorstel tot verandering en de geschreven opmerkingen van het centrum zijn volgens de in artikel 12, eerste lid, bedoelde regels aan het advies van het begeleidingscomité te onderwerpen.
Art. 21. § 1. De uitgaven voor het statutaire of het contractuele personeel worden gesubsidieerd op grond van het aantal diensturen dat bij het erkenningsbesluit is vastgesteld. De toelagen mogen de bij dit besluit gevoegde weddeschalen niet overschrijden.
§ 2. Er kunnen tussentijdse verhogingen worden toegekend voor effectieve diensten die als nuttige ervaring kunnen worden beschouwd en die het personeel vroeger heeft gepresteerd bij centra die erkend of gesubsidieerd zijn door een overheid van Belgisch, buitenlands of internationaal recht.
De Minister oordeelt of de in het eerste lid bedoelde diensten als nuttige ervaring beschouwd kunnen worden.
§ 3. De tussentijdse verhogingen worden zowel aan de deeltijds als aan de voltijds in dienst genomen personeelsleden toegekend.
Als een personeelslid dat deeltijds in dienst is genomen door een centrum voor levensvragen, voortaan voltijds werkt, zullen de deeltijds gepresteerde diensten, vanaf het ogenblik dat het lid voltijds werkt, berekend worden op grond van een voltijdse werkrooster voor de bepaling van zijn geldelijke anciënniteit.
De effectieve diensten die een personeelslid in een ander bezoldigd ambt heeft gepresteerd en die in aanmerking mogen worden genomen voor de berekening van de tussentijdse verhogingen, zoals bedoeld in § 2, worden ook berekend op grond van een voltijdse werkrooster om zijn geldelijke anciënniteit te bepalen voor de periode die voorafgaat aan zijn indiensttreding bij een centrum.
§ 4. De toelaatbare diensten die volle maanden betreffen, worden rechtstreeks in de geldelijke anciënniteit gevaloriseerd.
De toelaatbare diensten die maandgedeelten betreffen, worden aan het einde van het jaar opgeteld. Maandgedeelten van dertig dagen worden in de geldelijke anciënniteit gevaloriseerd tot één maand per periode van dertig dagen.
§ 5. De anciënniteiten worden in aanmerking genomen binnen de maand van de overlegging van juist verklaarde stukken met o.a. de volgende gegevens : de naam en de geboortedatum van het personeelslid, de naam van de werkgevers, het doel van de dienst en het soort baan, het statuut en het aantal gepresteerde uren, alsook het bewijs dat deze diensten erkend of gesubsidieerd waren door de in § 2 bedoelde overheid of instellingen.
§ 6. De bepalingen van dit artikel zijn zonder terugwerkende kracht van toepassing vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.
§ 7. De bij dit besluit gevoegde weddeschalen worden geïndexeerd volgens de regels die in de sector gelden.
Art. 22. De uitgaven i.v.m. de psychologische en juridische verstrekkingen en met de diensten die de adviseurs voor huwelijksproblemen in het kader van een aannemingscontract verstrekken, komen in aanmerking ten belope van een forfaitair bedrag van 1 200 BEF per subsidiabel gepresteerd uur waarvan het aantal in het erkenningsbesluit is vastgesteld.
Dit bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd, op grond van de gezondheidsindex van 1 januari 1998, en door de Minister aan de centra meegedeeld.
De krachtens het eerste lid toegekende toelagen kunnen gebruikt worden voor de betaling van de kosten van het bezoldigde personeel van het centrum als aanvulling van de krachtens artikel 21 verleende toelagen.


Afdeling 10. - Jaarlijks activiteitenverslag
Art. 23. Aan het einde van elk jaar bezorgt het centrum het bestuur een activiteitenverslag dat moet stroken met het bij dit besluit gevoegde model.


Afdeling 11. - Genormaliseerd boekhoudplan
Art. 24. Het centrum keurt het genormaliseerde boekhoudplan goed dat opgemaakt is op grond van de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen.


Afdeling 12. - Begeleidingscomité
Art. 25. De Regering wijst de voorzitter van het begeleidingscomité aan. De voorzitter wijst een lid aan dat het voorzitterschap tijdens zijn afwezigheid zal waarnemen.
De voorzitter bepaalt de agenda en verstuurt de oproepingen.
Het secretariaat van het comité wordt door een personeelslid van het bestuur waargenomen.
Het comité beslist bij gewone meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
De Minister keurt het huishoudelijk reglement van het begeleidingscomité goed.


Afdeling 13. - Centrafederatie
Art. 26. De Minister erkent de in artikel 33, tweede lid, van het decreet bedoelde centrafederaties.
Om een erkenning te verkrijgen, moet een federatie erkend worden als instelling voor permanente educatie en ten minste zes erkende centra tellen.


Afdeling 14. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 27. Op 1 januari 1998 worden opgeheven :
1° het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 2 maart 1983 tot regeling van de subsidiëring van voorlichtingscyclussen in verband met het gezin;
2° het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 27 maart 1985 houdende uitvoeringsmaatregelen van het decreet van 22 december 1983;
3° het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 23 december 1988 tot vaststelling van de wijze van berekening van het bedrag van de vaste werkingstoelage toegekend aan de centra voor hulp inzake seksuele, huwelijks- en gezinsproblemen en voor voorlichting over geslachts-, huwelijks- en gezinsleven.
Art. 28. De in artikel 13 vastgestelde termijnen gelden niet voor de vernieuwing, overeenkomstig dit besluit, van een erkenning die aangevraagd wordt door een centrum dat erkend is krachtens het decreet van 22 december 1983 tot regeling van de erkenning en de toekenning van subsidies aan de centra voor seksuele, huwelijks- en gezinshulpverlening en -voorlichting.
Art. 29. De aanvragen om eerste erkenning die vóór de oprichting van het in artikel 33 van het decreet bedoelde begeleidingscomité zijn ingediend, worden alle onderzocht op grond van het decreet waarop dit besluit betrekking heeft. De in de artikelen 12 en 13 bedoelde termijnen beginnen te lopen vanaf de datum van hun oprichting.
Art. 30. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 31. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1998.
Art. 32. Onverminderd de bepalingen van artikel 35 van het decreet, zijn de voor het eerste semester van het jaar 1998 aan elk centrum toegekende toelagen gelijk aan de helft van de voor het jaar 1997 toegekende toelagen, voor zover de tijdens dat semester verrichte som activiteiten ten minste gelijk is aan de helft van die van het jaar 1997.


Namen, 18 juni 1998.
De Minister-President van de Waalse Regering,
belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium,
R. COLLIGNON
De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid,
W. TAMINIAUX

Bijlagen
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 18 juni 1998 tot uitvoering van het decreet van 18 juli 1997 betreffende de centra voor levens- en gezinsvragen.
De Minister-President van de Waalse Regering,
belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium,
R. COLLIGNON
De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid,
W. TAMINIAUX

Publicatie : 1998-07-14


KlinPsy - Wetgeving